dinsdag 30 november 2010

Tien Procent


De oma van de lieve G moet gedecodeerd worden. Dat wil zeggen dat iemand haar leefpatroon gaat observeren om te kijken wat ze doet. Ze heeft ouderdomsverschijnselen en vergeet dingen, zoals de plek waar ze haar pillen neerlegt. De ergotherpeut bespioneert oma in haar dagelijkse omgeving met als doel iets te verzinnen waardoor ze haar pillen makkelijk kan terugvinden. De moeder van de lieve G wilde erbij zijn, maar dat mocht niet. De specialist wil zich namelijk zo klein mogelijk maken en het moet net zijn alsof zij er niet is. Dat lijkt me eigenlijk ook wel wat, iemand die je permanent op een onnadrukkelijke wijze bespioneert. Het gevoel in de gaten te worden gehouden door een ‘little brother’, die niet echt gevaarlijk is, lijkt me heel geruststellend. Een keer per week heb je dan een gesprek met je persoonlijke ergotherapeut en die zegt dan dingen tegen je als; jouw leven kan tien procent efficienter.

maandag 29 november 2010

Waar komen ze vandaan?


Ooit zal ik een essay schrijven over pennen en waar ze vandaan komen. Vandaag liet ik een balpen vallen op het station. Ik was aan het rennen naar de trein en er viel een pen uit mijn zak, dat zag ik heel goed. Eventjes hield ik mijn pas in om me om te draaien. De pen was wit en had een groene knop. Hij kwam me vagelijk bekend voor, maar hoe ik eraan kwam wist ik niet meer. In de trein doorzocht ik mijn tas naar een andere pen en die vond ik gelukkig onderin de tas. Deze balpen was geel en er stond in rode letters DHL op de zijkant. De pen deed het matig en dit dwong mij  nogmaals een excursie te ondernemen naar het binnenste van mijn tas. Daar op de bodem, vond mijn graaiende hand nog een exemplaar. Een semidoorzichtige pen met een zilveren knop. Bordock stond erop met een extra grote en dik aangezette B. Hoe groot de B ook moge zijn, het zij me even helemaal niks. en het was al helemaal een raadsel waar die vandaan kwam.  Allerlei soorten pennen vinden hun weg naar onze huizen. Sommige zijn er om voorgoed te blijven. Ze sluipen ons huis binnen en manoeuvreren zich in onze schrijvende handen zonder dat we er erg in hebben. Anderen gaan er soms ineens vandoor, zoals vandaag op het station. Het is hoe dan ook een fenomeen dat nader onderzoek verdiend. Dat essay komt eraan.

zondag 28 november 2010

Everzwijn


Vanavond hebben we een verjaardag gevierd met voedsel. Ieder jaar stelt Romano Auteri zijn prive restaurant ter beschikking aan de tweeling Hedwig in Pieter. Vorige jaar was het uit de hand gelopen, dus dit jaar was het gezelschap selectiever. Het werd een gezellige avond waarbij iedereen iets kon gaan koken in de riante keuken van Romano. Wij hadden hapjes meegenomen en wijn, we kwamen ten slotte uit Groningen en hadden geen tijd om ons psychologisch voor te bereiden. Romano  had gisteren zelf zijn jaarlijkse ‘La grande bouffe’ feestje gehad en er was nog everzwijn over en schapenballen (geen grapje). Er was ook een zalm, rauw en gemarineerd in basterd suiker en zout. Geloof me, Romano weet wat hij doet. Wie zin heeft in een kookworkshop of graag in een prive restaurant wil eten, kan hier terrecht.

Heinz Sandwich Spread commercial from the 80s (2) (Dutch)

zaterdag 27 november 2010

Het verstikkende aura van de ironie


Een essay van David Foster Wallace over televisie (in de bundel: A supposedly Fun thing I'll never do again)  heeft me bijna overtuigt meer tv te kijken. Totdat ik realiseerde dat tv als sociaal fenomeen in de tijd dat hij erover schrijft 1990, belangrijker was dan nu. Facebook is nu belangrijk al doe ik daar ook niks mee. Hopeloos.

Wallace omschrijft van alles over tv en gaat vooral in op de vraag wat je als fictieschrijver tegenover de alles verzwelgende ironie van televisie kan zetten. De echte rebellen of anti-rebellen zullen misschien de ironie opzij zetten. Met alle risico’s van dien. Real rebels, as far as I can see, risk disaproval. (p.81) Ze lopen het risico beschuldigd te worden van sentimentaliteit en melodrama, zegt Foster Walace. De nieuw rebellen in US fiction gaan met andere woorden voorbij aan de ironie. Gaat het dan om mensen die uitgelachen zullen worden om hun ernst en conservatisme? Ik zou niet weten wie dat zijn. Bret Easton Ellis schrijft Romans die niet ironisch bedoelt zijn, maar zijn leven was, en is misschien nogsteeds, wel degelijk ironisch.

Wallace citeert uit Don Delillo’s White Noise om het alles omvattende aura van tv te illustreren. Een professor in de populaire cultuur, ene murray,  staat te kijken naar de meest gefotografeerde schuur van Amerika en vraagt zich het volgende af: “what was the barn like befor it was photographed?” He said. “What did it look like, how was it different from other barns ? We can’t  answer these questions because we’ve read the signs, seen the people snapping the pictures. We can’t get outside the aura. We’re part of the aura. We’re here we’re now.” He seemed immensely pleased by this. (White Noise p.13)

vrijdag 26 november 2010

Chocolademelk

Ik zit in huis de beurs aan de vismarkt, te wachten. Waarop is nog onduidelijk. Ik eet een dagsoep, venkel aardappel. Niet slecht al had het van mij wel wat pittiger gemogen. Een vrouw met asblond haar dat als een helm om haar schedel is geknipt, zit een aantal tafeltjes verderop uit het raam te kijken.  Ze draagt een blauwe fleecetrui en drinkt chocolademelk uit een beker. Ze zou een toerist kunnen zijn.  Als ze wil betalen is ze afwachtend, een beetje bedeesd. Alsof ze dit niet al te vaak doet.  Ik heb al afgerekend voordat zij klaar is. Dan trekt ze haar jas aan en loopt naar buiten. Zij heeft spullen bij zich, twee kledingtassen en een lederen schoudertas. Ik heb alleen een camera tas. Het is een zalmroze jas, die ze draagt, daar loop ik achteraan.  Zelf draag ik een witte broek en rode schoenen, niet de beste outfit voor een achtervolger.  De vrouw loopt wat moeilijk, ze gaat voor de Albert Heijn langs en slaat links af naar de A kerk. Tot mijn schrik gaat ze daar op de bus staan wachten. Even later stapt ze in de bus naar vinkhuizen en ik stap uiteraard ook in.  Geen betere plek om je hoofd volstrekt leeg te maken dan in een bus. Dat geldt althans voor mij. Zodra ik een bus in stap verlaten alle gedachten mijn hoofd. I Go blank, om het maar eens in het Engels te zeggen. Mijn lot ligt nu in handen van de vrouw die achtervolg. Deze bustocht voelt net zo aan als het tochtje op de vleugelboot in Rotterdam, ineens ontsnapt de stad, door een spontane handeling glipt ze weg.  Ik zie door het raam hoe de dichtheid verdwijnt en de gebouwen steeds verderaf komen te staan. Er komen een aantal jaren zestig en zeventig flats in beeld. Jaren vijftig wijken, laagbouw. Vlakbij de rotonde waar kunstenaar Gjalt Blaauw een turkoise bliksemflits op heeft gezet stapt de vrouw uit. Het ziet er nieuw uit hier, een winkelcentrum en een aantal hoogbouwtorens die nog niet zo lang zijn opgeleverd. Maar er staan ook oude flats en huizen, zoals de diamantflat. De vrouw met de zalmroze jas loopt voorbij het winkelcentrum en ik volg haar terwijl ik foto’s maak van de omgeving. Moet je geen foto van mij maken, zegt een jongen met een muts op die nonchalant een broodje eet.  Wil je dat dan? Nee, niet per se, zegt hij zo cool mogelijk. Dit gesprek voltrekt zich af bij de paladium flat en als ik om me heen kijk zie ik dat de vrouw hier naar binnen glipt. Ze is me ontvlucht. Jammer. De paladium flat is namelijk een mooi voorbeeld van intense hoogbouw. Hiermee wordt de draagkracht van het nieuwe winkelcentrum bewerkstelligt. Op die manier probeert de gemeente in de buitenwijken meer leven op straat te genereren. Voor de speciale winkels en voor een chocolademelk, gaan sommige bewoners dan blijkbaar toch met de bus naar de binnenstad. 

donderdag 25 november 2010

IQ test

Het afschuwelijke vooruitzicht om nooit meer internet te hebben. Dat je je computer geconfigureerd hebt en dat je dan nergens meer online kan. Deze wanhoopskreet hoorde ik zojuist van de lieve G. Ze is bezig geweest met de aanleg van internet in haar Groningse Appartement. Ze is een eind gekomen. Met kabel lukt het nu, daar heb ik deze blog aan te danken, wireless is nog even niet mogelijk. Tot grote frustratie van de lieve G.

woensdag 24 november 2010

De stad in

Het kostte mij moeite om in Groningen aan te komen. Halverwege de reis ben ik dingen kwijt geraakt. Dingen die ik later weer kon ophalen in een stad en een tijdstip die het reisschema behoorlijk in de war gooide. Ik heb er twee dagen over gedaan, mede omdat het tijdstip waarop ik mijn telefoon en pasjes kon ophalen telkens veranderde. Ik was afhankelijk van weldoeners moet u weten.
Nu ben ik in Groningen, die stad die ik maar al te goed ken. Ik ben nooit echt lang weggeweest en telkens als ik terug ben dan zie ik de koppen weer.Soms zie ik de cycloop bij de museunm brug, een en al oog op zijn gekleurde fiets. vandaag zag ik weer de man met zijn electrische gitaar in de folkingestraat, een drubbel hing aan zijn neus en hij droeg weer zijn groene laarzen. Er wordt van hem gezegd dat hij ooit studeerde aan de universiteit maar dat hij kortsluiting heeft gekregen. Soms ook zie ik kameraad die je vaak nadert vanuit een hoekje spiedend met zijn gele ogen. De laatste keer dat ik hem zag had hij iets weg van een figuur uit de boeken van Tolkien. Maar dat was in de zomer en sindsdien heb ik hem niet meer gezien.
ook de man met de kraai op zijn schouder is weg en hoe zou het zijn met de half dode Nietzsche vertaler?
Ik zit in huize De Beurs en denk terug aan Rotterdam. Ik heb aantekeningen gemaakt over die stad en nu probeer ik die van een afstand te interpreteren, dat is beter denk ik. Ik krijg koude voeten van de draai deur, een rad die warme lucht naar buiten draait en koude naar binnen. Ook de stad Groningen moet nog worden onderworpen aan een nulmeting, een analyse van haar dichtheid. Het probleem met Groningen is; het is zo pittoresk en Martin Bril heeft er zo leuk over geschreven.

maandag 22 november 2010

Verdwaald

Het is koud en donker. Vloeibare moderniteit heeft ermee te maken dat dingen niet langer meetbaar zijn op het moment dat burgers consumenten worden, zegt M. Hij vertelt over een bijeenkomst in Hilversum. Ik luister en blaas wolkjes stoom in de nacht. Sygmund Bouman was aan bod gekomen, maar ik kon hem niet helemaal volgen. Meetbaar? Wat moet er meetbaar zijn?
De dingen die we doen, wie we zijn… daarna was mijn batterij leeg. Ik had al een hele tijd door Rotterdam gelopen met mijn telefoon aan het oor. Nu keek ik pas weer op en ik herkende niets meer. Een woonwijk in Rotterdam, een oude wijk badend in het licht van de volle maan. Voor mij op straat werden kastanjes gepoft. Ik bleef doorlopen om het gevoel verdwaald te zijn nog even te koesteren. Ik wist dat zich vroeg of laat iets zou aandienen dat ik zou herkennen. Maar nu nog even niet, nu liep ik door een stad die onbekend was. Dan, om de hoek, zie ik een moskee die ik  normaal gesproken altijd vanuit de trein zie.  Door het woud van betonnen pilaren ontwaar ik een voetbalkooi en een atletiekbaan. Ik besluit daarheen te lopen, ik weet nu zo ongeveer waar zich het centrum moet bevinden. Achter het openbare sportveld ligt een park dat ik betreed. Het is er donker, er zijn geen lantarenpalen. Uit het niets passeert een man met een herdershond mij, hij sleurt het grommende en bijtende beest achter zich aan. Verdwalen is leuk, maar dit park ingeklemd tussen de snelweg en een sloot waarachter zich een soort volkstuincomplexen bevinden, is toch wel unheimisch, zeker in de koude nacht. Na een tijdje zie ik links een fietspad, de lantarenpalen staan aan, gelukkig. In de verte licht de snelweg op. Dan dient zich een gebouw aan. Een hoge glazen gevel biedt zicht op een ruimte waarin de verdiepingen stuk voor stuk zichtbaar zijn. Op de begane grond staan leestafels waar mensen aanzitten. Het gebouw ziet er nieuw uit. Een Aziatische vrouw loopt rondjes met een kinderwagen. Het is een rare gewaarwording en alhoewel het gebouw slechts van mij verwijderd is door wat planten en een grasveldje, lijkt die wereld oneindig ver weg. Ik kom uit een koud park onverlicht in de nacht en die mensen, die bevinden zich in een Van der Valk hotel aan de snelweg. Het is daar licht en aan hun kleding te zien; lekker warm. Ik mocht dan niet langer echt verdwaald zijn, ik was wel uit de baan geschoten van het centrum waar ik over moest schrijven.

zondag 21 november 2010

ongefocust

Ik ben aangekomen in het Wester paviljoen, hier nemen ouders hun kinderen mee naar toe om ze te leren een stedeling te worden. Dat kan hier goed want het Wester paviljoen heeft de allure van een grand cafe in Parijs. Vandaag heb ik voor het eerst de wandeling gedaan waarin de stad zich aan mij zal openbaren. Het probleem met de wandeling als techniek om het functioneren van de stedelijke ruimte te onderzoeken is dat je de route tig keer moet lopen en op verschillende tijdstippen om het stedelijke weefsel te lezen. De eerste keer telt eigenlijk al niet omdat je voortdurend op de kaart aan het kijken bent waar je naartoe moet. Pas als je de weg weet te vinden door een halve blik op een zijgevel te werpen is het mogelijk om iets te begrijpen van het mechanisme, van de manier waarop plekken zich als communicerende vaten tot elkaar verhouden. Het gaat erom je blik ongefocust rond te strooien  door de omgeving. Vandaag liep ik door de stad zoals ik de eerste dagen door het huis van Joost liep. Ik botste toen tegen meubel stukken op waarbij ik telkens ineenkroop van schaamte omdat het lawaai maakte en ik bang was dat de buren kwaad zouden worden. Nu schaamde ik mij voor mijn cameratas en het gehannes met proppen papier waarop zich de instructies bevonden en een gekopieerde kaart. Mensen deden me ook na, dacht ik. Maar het waren geen mensen, het was mijn neef die ik tegenkwam voor de Jan Evertsenplaats.

zaterdag 20 november 2010

Onze Wereld


Ik heb de afgelopen dagen gelogeerd in het huis van Joost. Joost is vandaag teruggekomen uit Istanbul waar hij op vakantie was. Vanuit de auto in Duitsland belde hij me op. Kan jij even 1 gram thai voor mij ophalen? Geen probleem, zei ik en ik trok de buurt in, opzoek naar een coffeeshop. Voorbij de  spoorbrug, heet het hier oud noord. Een coffeeshop op de hoek wilde mijn identiteitsbewijs zien. Dat had ik niet bij me. Niet uit principe, maar uit nalatigheid. Ik had er in Rotterdam wel eens voor in de cel gezeten voor deze nalatigheid. Men vertelde mij dat in de Jan Zwartstraat wel iets moest zijn. Ik vond niks, ik merkte ook dat ik het te beschamend vond om te vragen. Uit een open raam van een woonhuis kwam het gekwetter van een feestje. Achter de Jan Zwartstraat zag ik een oude heren kapsalon tegen. De kapper zelf kwam naar buiten toen hij merkte dat ik een foto nam. We raakten aan de praat en hij vroeg of ik even binnen wilde kijken. Hij was niet alleen er waren nog twee oudere heren, eentje ging er weg. De gehele kapsalon was ingericht met spulletjes van voetbalclub Sparta. Er stonden zelfs een witte en een rode amaryllis aan weerszijde van de kaptafel. Daartussen bevindt zich onze wereld. Hij zit al 38 jaar op deze plek en heeft de wijk zien veranderen. Aan de overkant van de straat heeft een woningbouwcorporatie huizen gebouwd. Blijkbaar kunnen ze geen mooie dingen meer maken, merkt de kapper op. Hij laat me de foto zien van hoe het vroeger was. Pas als hij me weer mee naar buiten neemt en het aanwijst, valt mij op dat er allemaal ornamentele koppen uit de gevel van zijn pand steken. Ik heb goed voor mezelf gezorgd, zegt de kapper, iedereen kan tegenwoordig mijn vak uitoefenen, dus ik heb dit pand alvast gekocht om toch nog wat geld te verdienen. Toch heeft de kapper niet te klagen want hij heeft bijna alleen maar vaste klanten, mensen die vroeger in de wijk woonden en nu nog steeds langskomen nu met hun eigen kinderen. Hier tegenover stonden vroeger huizen, nu is het wel een aardig parkje. Aan de andere kant van dat park zijn bezig met een Turks Bejaardentehuis. Dat verijst nogal wat speciale ingrepen, zegt de kapper, de richting van de wc’s bijvoorbeeld, is heel specifiek. Ook vertelt de kapper over een tabakszaak op de andere hoek van waar hij zit. Die heeft net als dit pand zo’n schitterende houten winkelpui, maar de tabakszaak is nu weg. Het is nu zo’n gedoogplek waar je verdovende middelen kan krijgen, hoe heet ook alweer, er is nu een gigantische glazen wand aangebracht waar dan de spullen onderdoor worden geschoven. Van binnen is het ook prachtig. Een coffeeshop, zo heet het, zegt hij. Ik heb zeker nog een uur met deze kapper uit de jaren vijftig  gepraat. Daarna ben ik naar de andere hoek van de straat gelopen. Voor de glazen wand stond een rij. Toen ik aan de beurt was vroeg ik zo naturel mogelijk om 1 gram Thai. De vrouw liet me drie zakjes zien, waarop ik in paniek raakte want ik zag geen verschil. Er is geen verschil, zei de vrouw. Ik rekende af. 

vrijdag 19 november 2010

Op pad met de Duivel

De duivel, die ken ik, zoals iedereen, alleen via via. Een vriend van een vriend had met hem op school gezeten. De duivel is een aardige kerel en ik was daarom blij verrast toen hij me uitnodigde voor het theater. Eerlijk gezegd belde ik hem omdat hij deze stad beter kent dan ik. We gingen naar een Nederlandstalige bewerking van Harold Pinter. Ik had nog nooit van deze nobelprijswinnaar gehoord, maar ik kom dan ook nooit in theater. De duivel daarentegen komt er vaak, al vind hij het meestal slecht. Er werden drie dialogen opgevoerd door vier wisselende acteurs op een podium die vol was gezet met geluidsboxen die het volgens mij niet deden. De eerste dialoog was die tussen een taxicentrale en een taxichauffeur die zich buiten de realiteit leek te bevinden. Het was mijn favoriete dialoog en ging over schoonheid en wanhoop. De tweede dialoog ging over intimidatie en macht uitgeoefend door een religieus fascistisch personage. Waanzinnig goed geacteerd. Het zal niet verbazen dat de Duivel achteraf verklaarde dat dit zijn favoriete dialoog was. Sterven voor God, schitterend!, riep de duivel met pretoogjes van plezier. Hij roerde tevreden smakkend de suiker door zijn cocktail. Hij had me meegenomen naar de sigarenbar. Dat is een kroeg aan de zijkant van het theater die misschien een andere naam heeft maar door iedereen de sigarenbar wordt genoemd. Hier kan je volgens de duivel de beste caipirinha's van de stad drinken. Er mag ook ongeremd gerookt worden zowel sigaren als sigaretten. Ook tijdens het rookverbod hing hier een permanente blauwe mist boven de tapkast (De duivel rookt, dat spreekt voor zich). De uitbater van de bar, hij heet David of Daniel, woont in Katendrecht. Hij is een echte Rotterdammer zegt de Duivel, je zou met hem eens moeten praten voor je artikel. David of Daniel vind het maar niks wat er in zijn wijk gebeurd. Hij hoeft al die tweeverdieners daar niet te hebben. Ze zijn niet betrokken bij de wijk, zegt hij. Als de uitbater zich tot een paar klanten richt zegt de Duivel tegen mij dat hij het niet met hem eens is. Kom op zeg, de wijk ligt bij de entree van de stad, het is het visitekaartje zogezegd, en het was daar echt een puinzooi met hele vieze junks, zegt de Duivel om er lachend aan toe te voegen dat het goed is dat die mensen er zijn maar dan wel ergens anders. 
Op dat moment komt er een vrouw binnen van middelbare leeftijd. Ze heeft kortgeknipt kastanje bruin kleurspoeling haar. Ik herken haar van de voorstelling en ze wil graag even met ons praten. Ze vraagt of we meisjes aan het lastigvallen zijn. Het is een groot misverstand vandaag de dag, dat meisjes dat niet leuk zouden vinden, daar houden ze juist van. Ik ben enigszins verbouwereerd, maar de Duivel is blij verrast. De vrouw begint spontaan over haar 25 jarige dochter te praten en nu is de Duivel zelfs een en al oor. Dat is misschien wel wat voor jullie, zegt de vrouw die zich voorstelt als Gina of Gerda. De duivel begint Gina of Gerda uit te leggen wat de Franse regel betekent. De Franse regel, zegt de Duivel, houdt in dat een man een vrouw kan hebben die de helft van zijn leeftijd is plus zeven. Als jouw dochter 25 is dan kan dat dus makkelijk. Het leuke is, deze regel klopt altijd. Dan draait de vrouw zich plotseling naar mij toe.  Het is net alsof ze iets heeft geroken, alsof een vleugje fosfor haar zintuigen op scherp heeft gezet. Het probleem met deze stad is dat het wordt bedacht door mannen met gekke schoenen en raar haar, zegt Gina of Gerda om van onderwerp te veranderen of om mij te helpen met mijn artikel. Je kunt beter de echte gekken en creatievelingen iets laten maken. Projecten waarbij geen risico word genomen zijn eigenlijk oninteressant. Het moet kunnen mislukken, anders is het niks, zegt de vrouw die Gina of Gerda heet.
Ze vertelt over het oude lanteren venster, de bioscoop, waar veel creatieve mensen rondhingen. Daar waren een hoop mensen bij elkaar die iets wilden met deze stad.
Kwamen jullie dan nooit ergens anders, zoals Katendrecht, vraagt de Duivel.
Ja, daar kwamen wij wel, we gingen er eten bij de Chineees, ben jij Joods ofzo?
De duivel geeft toe dat hij een beetje joods is.
Komen jullie nooit in de tiki bar? Vraagt Gerda of Gina.
Nee, zegt de Duivel, daar komt werkvolk.
Maar dit is een werkstad vergeet dat niet, antwoord de vrouw.
De duivel zegt dat hij het inderdaad fijn vindt om in Rotterdam te wonen omdat je er in tegenstelling tot Amsterdam niet die aanstellerige  kliekjes cultuur hebt. Iedereen zit daar in vervelende groepjes bij elkaar, heel klef.
M is inmiddels ook gearriveerd en zegt dat hij de zwarte ruiter wel leuk vindt, dat kent Gina of Gerda niet.
Gerda of Gina zegt dat het vroeger vooral leuk was omdat ze jong was. Hier was niks natuurlijk in Rotterdam. Je kon nergens heen en ook nergens drugs krijgen.
Ik ben niet zozeer blij dat ik in de Graaf Florisstraat woon, zegt M, waar Gina of Gerda ook blijkt te wonen, maar dat ik zo de middellandlaan in kan lopen. Dat is geweldig, het is niet ontworpen, iedereen klooit maar wat aan, daar houd ik van.
Ook Gina of Gerda vindt dit een leuke straat, behalve de mistkoker.
De man die daar staat vind ik vies.
Ik heb daar wel eens bakjes gekocht, zegt M.
Inderdaad, dat soort dingen kan je er krijgen, maar ik vind het een vieze man die daar staat, zegt Gina of Gerda. 

donderdag 18 november 2010

embedded

Ik ben vanavond de eerste bekende tegengekomen in Rotterdam. De eerste toevallige ontmoeting moet ik zeggen, de andere ontmoetingen waren van tevoren bedacht. Het ging hier om Gert ter Haar directeur van de opleiding bouwkunst in Groningen. Ik heb zijn naam overigens net even opgezocht want die was mij ontschoten, omgekeerd zal dat ook het geval zijn, daar hebben we google voor. We hebben even gepraat en hij vertelde dat er op zuid een aardig experiment gaande was aangaande ruimtelijke ordening. Het heet de praktijk academie en bouwkunde studenten uit Delft wonen tijdelijk in de wijk charloos om van binnenuit te onderzoeken hoe de wijk verbetert kan worden. Het lijkt een trend te zijn, dat onder de mensen gaan. Het is alleen de vraag of de stedenbouwkundige van de dienst Ruimtelijke Ordening hier in Rotterdam dat ook doet. Eigenlijk zou het verplicht moeten worden om op zijn minst een maand op een plek te gaan wonen voordat je er een ruimtelijke ingreep gaat doen. Aan de andere kant: moet de chirurg eerst zelf kanker krijgen voordat hij in iemand anders mag snijden? Moeilijke vraag waar ik nog over na ga denken, ik moet nu rennen want ik heb een afspraak met de duivel om te gaan eten en naar een theatervoorstelling te gaan. 


woensdag 17 november 2010

Jopie


In de buurtsupermarkt ontmoette ik vandaag meneer Kingma. Hij worstelde met de lopende band van de kassa. Toen ik mijn boodschappen reeds had afgerekend was hij nog bezig met het verstouwen van halve liters bier in zijn boodschappentas.  Rotterdam is groot geworden met mensen die bier drinken, merkte hij uit het niets op, misschien wel om zichzelf te verklaren. Ik sprak hem niet tegen, dat is in dit soort gevallen nooit verstandig. Mijn enthousiaste rectie moedigde hem aan tot het doen van nog meer ontboezemingen. Ik heb jarenlang op straat geleefd. Maar nu woon ik op de Statensingel 103, zegt hij, je zou eens langs moeten komen.

Als ik later die avond bij hem aanbel is meneer Kingma blij mij te zien. Zie je wel dat ik de  waarheid sprak, zegt hij glunderend. Zijn drie kamer appartement is volgestouwd met meubels die onherroepelijk aan de jaren vijftig doet denken. Ik krijg een rondleiding en hij legt uit hoe hij het mernedeel van de meubels heeft overgenomen van de vorige bewoonster.  Kijk dit is de slaapkamer en dit de kleding kast, schrik niet hoor. Hij schuift de kast open en ik zie zeker twintig pakken hangen, niet nieuw meer, maar toch van goede kwaliteit. Die heb ik allemaal gestolen bij het leger des Heils merkt hij droogjes op. Hij schenkt daar koffie zoals hij bewijst met een stempelkaart van werknemers. We lopen terug naar de woonkamer, ondertussen krijg ik bij ieder meubelstuk een verhaal te horen en soms ook wat het hem zou opleveren als hij het nu zou verkopen.
Leuke kerstversiering heeft u al aan de muur hangen, zeg ik me op de bruin lederen bank laat ploffen en meneer Kingma zich weer in zijn gemakkelijke stoel heeft genesteld. Ja, gezellig he, heb ik ook gestolen, zegt hij, net als dat schilderij. Ik ben Jopie trouwens. We schudden elkaar de hand en om de kennismaking te vieren trekken we een blikje bier open.
Hoeveel van die halve liters heb je al op eigenlijk, vraag ik hem uit nieuwsgierigheid.
Oh, nog maar drie blikjes, dat mag toch wel?
Jopie vertelt me zijn levensverhaal in horten en stoten en als hij vindt dat het nodig is, zoekt hij bewijslast voor wat hij beweerd heeft. Elke keer staat hij op om het betreffende document te vinden en dat lukt hem verrassend snel. Hij laat me  zien dat hij in 1996 195.000 euro bij het Holland casino heeft verdiend, hij praten over gokken als zijn baan. Ik vermoed dat hier een groot deel van het drama achter zit. Ik ben een jongen die z’n centen graag op zak houdt, maar ze hebben het me afgenomen. Ze zijn gepakt hoor, die boeven.  Kijk hier weer een proces verbaal. Ik maak aantekeningen, maar het valt niet mee. Vooral wat betreft zijn problemen geef ik het al snel op om nog iets op te schrijven. Hij is ooit in Rotterdam beland doordat hij voor een groente groothandel in Leeuwarden bananen, komkommers, sla en mandarijnen uit de havenstad moest halen. Jopie is nu zeventig, op zijn veertigste heeft hij pas z'n schrijf- en 
leesvaardigheidsdiploma gehaald. Tussen de vrachten door ging ik dan wel eens dansen in de jaren vijftig bij zo’n houten keetje op de plek waar nu de Euromast staat, zegt Jopie, daar kon je koffie krijgen en bier, maar toen dronk ik nog niet, er tegenover zat ook een houten keet die de ambassadeur heette we gingen daar naar Charly Chaplin films kijken. Nou zo is het gegaan, ik had vlinders in mijn buik. Mijn schoonmoedertje was uit de kunst. Die werkte in een jeneverstokerij, de hulskamp heette die. Zij smokkelde iedere dag een flesje jenever mee in haar onderbroek. Zo ben ik aan de drank geraakt.
Jopie biedt me een sigaar aan. Als we allebei wolkjes uitblazen, vraagt hij waar ik woon.
Ik logeer op de Schieweg, leg ik uit.
Is daar een opvanghuis ofzo?
Nee, daar is een huis van een vriend van mij, hoezo?
Oh, ik dacht dat je dakloos was.
Oh ja, zie ik er zo uit dan?
Ja eigenlijk wel, vind je toch niet erg he. Jopie geeft me een hand en schiet in een van zijn lachbuien, waarbij ik telkens bang ben dat hij erin blijft hangen.
Hij laat me zijn handen zien om te bewijzen dat hij zich iedere dag goed wast. Ik laat hem mijn nagels zien en die zijn vuil, er zit kunsthars en verf aan.
Je moet je nagels schoonmaken en goed je nagelriemen naar achter duwen zegt Jopie als hij met me naar de deur loopt. Dat geldt ook voor je grote en je kleine teen. Ik bedank hem voor zijn adviezen en beloof hem binnenkort te bellen.
Blijf maar thuis, zeg ik tegen hem, ga maar niet naar het casino.
Oke, dat is misschien beter inderdaad, zegt hij. Hij blijft zwaaien totdat ik de lift stap.

dinsdag 16 november 2010

Difuus

Vandaag ben ik begonnen aan een verblijf van een week in Rotterdam. Het bevalt mij goed om zo nu en dan ergens als artist in residence te verblijven. Bij aankomst op het station van Rotterdam vroeg een man mij welke kant het op was naar het centrum. Je kunt hier twee kanten op, zei hij, maar naar beide kanten lopen evenveel mensen dus daar kan je het niet aan aflezen. Ik wees hem de weg, ik was vaker in Rotterdam geweest, maar die verwarring hoort bij deze stad. wo ist die altstadt? stond er een paar jaar geleden op een sticker als een dubbele knipoog naar de verwarring van toeristen en het Duitse bombardement. Er bestaat zoals in iedere stad ook in Rotterdam een officieel ruimtelijk beleid, al moet ik daar nog een briefing over krijgen. De opdracht die ik heb gekregen is om dat ruimtelijk beleid in de praktijk te ervaren en dus ook te beschrijven. Dat komt erop neer dat ik veel wandelingen ga maken en de stad op verschillende manieren per trein ga benaderen.

maandag 15 november 2010

contact


Ik ging met hoge verwachtingen naar de film Another Year, het NRC had de film dan ook vijf sterren gegeven. Je zou zeggen, dat is niet voor niets. Ook de regisseur had volgens het artikel al aanbiedingen gekregen om met grote budgetten te werken en dit afgeslagen omdat hij de vrije hand wilde houden in het maken van films. De film gaat over een gelukkig echtpaar die de hele tijd ongelukkige mensen over de vloer krijgt. Dat is geen slecht gegeven. De ellende wordt echter nooit echt schrijnend, tastbaar of pijnlijk. Het is ellende gezien vanuit het gelukkige echtpaar en dat houdt dus bij de voordeur weer op. Ook dat zogenaamde geluk blijft behoorlijk oppervlakkig in  beeld gebracht door middel van een volkstuin. Misschien gaat het wel over de onmogelijkheid om contact te krijgen, maar dat is een gevaarlijk onderwerp want ook de regisseur lijkt weinig contact te leggen met het publiek.

zondag 14 november 2010

Rol


Ons wordt geleerd dat het goed is om iets waaraan je begint ook af te maken terwijl je in werkelijkheid meer hebt aan het half afmaken van verschillende studies, stelde de lieve G vanavond. Ze had er blijkbaar over na zitten denken vandaag. Er zit wel wat in denk ik. Het proberen, afbreken,  en weer opnieuw beginnen helpt in de orientatie op wat je nou leuk vindt of waar je goed in bent, of in het spelen van een rol. Uiteindelijk doen we natuurlijk de hele tijd net alsof, alsof de keuze die we gemaakt hebben de enige mogelijk is, alsof we precies op het juiste pad zijn. De kunst is om daar uiteindelijk ook nog in te geloven. Pas als iemand dood gaat wordt het patroon doorbroken, constateerden de lieve G en ik terwijl we zuurkool met uitgebakken nepspek oppeuzelden,  dan kan er ineens wel gesproken worden over hoe het echt gaat. Een vriend van mij komt ieder jaar met zijn familie samen om de dood van zijn broer te herinneren. Het is inmiddels al lang geleden en het gaat ook niet meer over die broer, maar hij vertelde dat iedereen op een bijzondere manier oprecht met elkaar praat op die dag. Een dag waarin even geen rol gespeeld hoeft te worden. Of is dat onzin en spelen we nog steeds een rol? De rol van biechtganger misschien?

Africhten

Hedenmorgen is de leenhond afgeleverd, haar baasje is met haar vriend naar een Spa in Veenendaal. De leenhond is vijf kilo afgevallen en dat mocht ook wel. Ze krijgt morgens en ’s avonds een zalm hapje. Op een wandeltocht met de leenhond zijn we dwars door de zaterdag middag drukte gegaan, dat kwam omdat ik bij de Hubo langs moest voor golfplaten, bij de Xenos voor nepbloemen en langs de vegetarische slager voor nepvlees. Bij de Hubo vertelden ze me dat ik de laatste keer hun voorraad golfplaten (drie stuks) had uitgeput. Dat is niet meer, zei een medewerker, mensen kopen tegenwoordig kant en klare gammahuisjes. Volgens deze medewerker kunnen de plastic golfplaten alleen nog per vijftig stuks geleverd worden. het lijkt erop dat mijn zelf getimmerde afdakje voor altijd een gapend gat in het dak zal houden.  Met de nep bloemen en het nep vlees had ik meer geluk. Onderweg kwamen we sinterklaas tegen. De zwarte pieten gooiden met pepernoten waardoor de leenhond abrupt haar visdieet vergat.Thuis hebben we tonijn salade gegeten zonder tonijn. Ik kan het iedereen aanraden er zit een ingenieus plantje in verwerkt die naar het schijnt iedere wenselijke vorm kan aannemen. Je kunt het plantje zo africhten dat die zich verandert in een hamburger.

vrijdag 12 november 2010

Menstruation in San Francisco (preview)

Het Lichaam

In de NRC van vandaag staat een interessant stuk over de schrijver Philipp Blom die een boek heeft geschreven over twee radicale verlichtingsdenkers die door de geschiedenis zijn vergeten. Het gaat om de heren Diederot en Holbach die niet zozeer de ratio voorop stelden maar de lichamelijkheid. Het mooiste, het leukste wat wij in ons leven kunnen meemaken, zit in die instincten, zegt Blom de heren na, de rede moet ze alleen bijsturen.
Blom laat in zijn boek, Het verdorven genootschap, zien dat de gematigde verlichtingsfilosofen zoals Kant en Voltaire veel dichter bij de bestaande structuren van religie bleven omdat ze de religieuze minachting voor onze instincten gewoon handhaafden. ‘Door het lichaam als iets troebels te onderdrukken werd de verregaande rationalisering van de maatschappij in de 19de eeuw mogelijk. Zo kom je terecht in modern Times van Charlie Chaplin, en, als je het schroefje nog iets vaster aandraait, bij de dienstregeling van de trein naar Auschwitz. Dat is allemaal rationeel, dat werkt allemaal prima. (p.5 boeken NRC) . Eerder vandaag zag ik een voorstukje van Metropolis dat over een menstruatiekunstenares gaat. Ik zal het filmpje in een blog hier boven plakken. De kunst is in eerste instantie wat merkwaardig want nogal lichamelijk, maar nu ik dit stuk over Philipp Blom heb gelezen vallen dingen ineens op hun plek. De kunstenares biedt een ontsnappingsclausule uit de moderniteit, door zich op bijna tribale wijze in te smeren met haar eigen menstruatiebloed. Dit is misschien het tegenovergestelde van entartete kunst. Het is verlichtte kunst, tenminste voor de aanhangers van de radicale stroming.

Graf


We zijn vandaag bij het graf van Karel Godin de Beaufort in Maarsbergen geweest. Het miezerde wat, maar het bos lag er mooi bij en onze gids kende de weg. De grafheuvel ligt op het landgoed van het kasteel Maarsbergen waar nog steeds de zus van de beroemde coureur woont. Karel geldt als de laatste gentleman coureur van Nederland die er, zoals het hoort, zijn eigen familiekapitaal doorheen heeft gejaagd. Onze gids vertelde hoe ze vroeger als boerenknechten het wild opjaagden voor de jacht. Als we dan voorbij de grafheuvel kwamen dan moest de pet af, uit respect. We zijn geinteresseerd in de familie de Beaufort omdat ze als adelijke familie tot diep in de twintigste eeuw een soort sprookje in stand gehouden hebben en toen dat sprookje onbetaalbaar werd, hebben ze in een van de eerste wegrestaurants van Nederland geinvesteerd. Dat moet uiteraard in ons snelwegboek. Daar, bij het graf van Karel de coureur, ook wel de duivel van Maarsbergen genoemd, voelde ik me net Wilfried de Jong die voor het programma Holland Sport een sportheld gaat eren. Alleen jammer dat we geen bloemen bij ons hadden, dat had Wilfried anders gedaan.

http://www.vpro.nl/programma/hollandsport/afleveringen/16641122/items/16831419/

woensdag 10 november 2010

Dion



Het fascisme van de pvv zit hem in het taalgebruik, zei een vriend van mij vanavond. We zijn quotes van Dion Graus gaan opzoeken en daar zitten juweeltjes tussen. Bij Dion Graus zit het ongeveer zo: ik houd van dieren en dus van mensen. Vervolgens gebruik je dat als legitimatie om draconische maatregelen over mensen tot uitvoer te brengen. Dat maakt het fascistisch, zei mijn vriend, hij plaatst zichzelf moreel van tevoren aan de goede kant.
Dit is een van de kamervragen die we gevonden hebben: Op welke wijze denkt de minister dat het consequent weigeren keihard in te in te zetten op repressie bijdraagt aan de genoemde bedreigingen, gewapende overvallen, scheldpartijen, brandstichting en het doodtrappen van een dier.

dinsdag 9 november 2010

wonden helen


Verhagen is bruikbaarder in een roman dan wilders, zegt Grunberg in het VPRO programma Boeken, bij Verhagen kan ik me nog voorstellen dat hij zijn tanden poetst en bij Wilders niet. Grunberg ziet in Wilders eerder een levend standbeeld. In een oude Elsevier die hier rond slingert en door de lieve G is meegenomen (waar heeft ze die vandaan?) staat een interview met Verhagen. Hij zegt dat hij in de onderhandelingen met Wilders eerst een hoop oud zeer heeft weggepraat. Over Fitna, over van alles, zegt Verhagen. Dingen kunnen wegpraten, dat is kenmerkend voor de politicus Verhagen. Hij wil het liefste de wonden helen van het CDA, dat is zijn ambitie volgens dit interview. Verhagen is een geneesheer die eerst zijn eigen patienten creeert en zich dan over hen ontfermt. Dat is pas macht.

maandag 8 november 2010

Sneak


Vanavond ben ik per ongeluk voor de tweede keer naar dezelfde film geweest. The New Burlesque, had ik al gezien in Parijs. Omdat ik met iemand anders was, ben ik beleefd een uurtje blijven zitten. Daarna heb ik mij verontschuldigt, ik had nog andere dingen te doen. Ik vond de film niet van het kaliber om twee keer te zien. Als ik me niet vergis zijn de acteurs min of meer amateurs en is de film gedraaid zonder script.

zondag 7 november 2010

Type


We hadden twee soorten gebak meegenomen uit Apeldoorn, in een tupperwarebakje. Het ene gebakspuntje had een buitenkant van marsepein, de andere betrof een hazelnotenverrassing. Gek eigenlijk dat je zo van gebakjes houdt, je bent daar eigenlijk niet het type voor, zei de lieve G. Gebak is eigenlijk meer iets voor dikke meisjes.
Diep in mij schuilt een dik meisje.

Veiligheid


Vandaag was mijn vader jarig. Hij was zelf net op tijd terug uit Hannover om het te vieren. Daar was hij geweest voor een cursus over bedrijfsveiligheid en hygiëne. Vooral het eten hem was hem daar bijgebleven. Of specifieker het eetgedrag van de Duitse cursisten. De Duitsers zijn grote eters, zei hij, ze eten zelfs tijdens de cursus, dan staan er broodjes achterin en er was er een bij die al twee hamburgers op had voor twaalf uur. Volgens mijn vader waren het allemaal grote kerels met dikke buiken, zelf is hij helemaal niet groot en ‘s avonds had hij genoeg aan een beispeisse met zalm en aardappels. Zijn disgenoten stoomden daarna zonder dralen op naar het hoofdgerecht dat bestond uit schweinfleisch. Dat soort dingen maken indruk, zeker tijdens een cursus over hygiëne en veiligheid.

zaterdag 6 november 2010

idealisme II

Ik had vier kaartjes bestelt voor de Van der Leeuw lezing, een jaarlijks wederkerend evenement in Groningen. Ik had de kaartjes al meer dan een maand geleden bestelt, vlak daarna kreeg ik malaria. Voorgaande jaren ben ik ook geweest, de laatste keer was een aantal jaren geleden. Toen sprak Noreena Herz, ook wel bekend als de globaliseringsbabe. Coreferent Luuk van middelaar was kritisch op haar idealistisch engagement. In die dagen werkte ik als nachtportier bij hotel de Ville, de gastheer daar, wiens naam mij is ontschoten heeft zich toen ook 's nachts over Noreena Herz ontfermt. Het engagement kent geen kantooruren. De organisatoren van de Van der Leeuw lezing hebben het er nu nog over. Dat die vreemde man in zijn witte lederen jasje bij de maaltijd aanschoof. Ik weet toevallig dat hij haar heeft verleidt met zijn medicijnkastje. Dat verklaart misschien zijn wit lederen jas. Dit jaar was de coreferent belangrijker dan de referent, althans vanuit Nederlands perspectief. De coreferent was Arnon Grunberg en hij gaf toe dat ook hij Ilja Trojanov niet kende. Trojanov is een innemende man die makkelijk praat voor een grote zaal mensen. Daarnaast deed hij net als Noreena Herz een appeal op ons morele gevoel. Zijn lezing ging over het componeren van een roman die ging over het verdwijnen van de gletsjers. Requiem for the future heette zijn lezing en zijn roman heet ook zo. De plicht van de romancier in het licht van de ecologische crisis is het beschrijven van een man die zich verzet. We leven in een voortdurende crisis, antwoordde Arnon Grunberg, al sinds de jaren zeventig is het woord crisis niet meer van de lucht geweest. De romanschrijver kan niet anders dan belangeloze speelsheid in de praktijk brengen, zegt hij. Dat wil niet zeggen dat de literatuur geen morele vragen kan oproepen, die hoeven alleen niet meteen consequenties te hebben. Uiteindelijk nuanceert Grunberg Trojanov’s stelling als volgt: de literatuur moet de enkeling beschrijven. Of die enkeling zich verzet of niet maakt mij eigenlijk niet uit.

donderdag 4 november 2010

Idealisme

Idealisme is een raar fenomeen. Je moet naif zijn om de wereld te veranderen. Soms lukt het dan nog ook. Het zijn ook naive mensen die heilig verklaard worden. Mensen die geloven in het goede en die dat ook haalbaar achten terwijl het volk waar je dat voor doet dit misschien niet ziet zitten. Het volk weet niet beter, zegt de idealist, het volk is te lang onderdrukt geweest om nog te weten dat er een betere wereld mogelijk is. Of de idealist zegt, de media liegen. Tanja Nijmeijer is ook een idealist, dat moet haast wel als je denkt een cursus te gaan doen van zes maanden om vervolgens acht jaar te blijven hangen. Zij was in Groningen nooit een uitegsproken persoon, ze stond niet op de barricades met een megafoon in de hand, ze was juist van het stille type. Geen woorden maar daden, heet dat geloof ik. Ik ben inmiddels een fan van haar omdat ze gaat voor iets waar ze in geloofd en daar alles voor heeft opgegeven. Er gaan mensen dood, maar dat is eigenlijk maar een zwak excuus om geen idealist te zijn. Wie met droge ogen kan zeggen dat de regering maar moet komen om haar te redden en dat ze het leger zullen opvangen met AK47’s,mortiergranaten, mijnen en wat dies meer zij, heeft een lange weg gemaakt van de wandelgangen in de letterenfaculteit tot de jungle van Columbia. Ik kan me er nauwelijks een voorstelling van maken, al zou ik er graag een maandje stage lopen om over de onderlinge liefdes en relationele spanningen te schrijven. Dat lijkt mij nou weer interessant. http://www.rnw.nl/english/article/tanja-nijmeijer-why-i-joined-farc

woensdag 3 november 2010

Stage

Ik ben een jaar naar Salamanca gegaan om Spaans te leren toen ik filosofie studeerde in Groningen, maar dat is kinderlijk gebrabbel vergeleken met het Spaans dat de voormalige studente uit Groningen, Tanja Neimijer, spreekt. Het volgende filmpje bewijst dat er geen betere stage bestaat dan je aan te melden bij een groep strijders in de jungle.
http://nos.nl/video/195789-tanja-nijmeijer-zit-vrijwillig-bij-de-farc.html

dinsdag 2 november 2010

Melk


Vandaag sprak ik Dirk Helmig om telefonisch de correcties van een interview door te nemen dat ik ongeveer een jaar geleden van hem heb afgenomen. Dirk Helmig is een pionier op het gebied van wegrestaurants, hij was de eerste manager van een drive-in restaurant in Nederland, die bevond zich nabij Jutphaas langs de A2. Op de een of andere manier kwamen we vandaag tijdens ons gesprek op multinationals. Alle CEO's van multinationals zijn schurken, zei hij, behalve de oude Albert Heijn, die zette tijdens de lunch een pak melk op tafel. Toen Cees van der Hoeven het roer van hem over nam werd de melk vervangen door wijn. Dirk Helmig vond die wijn tekenend. Volgens hem stond die wijn voor een cultuuromslag bij Ahold. Een cultuuromslag die, zoals we allemaal weten, heeft geleid tot een drama.

maandag 1 november 2010

La notte


Vanavond zagen we de film La Notte, het filmhuis is bezig met een hommage aan Jeanne Moureau, en in deze film is ze de tegenspeelster van Marcelo Mastroianni. In La notte zijn de beelden traag en er gebeurd niet zo veel waardoor alles wat er gebeurd een grotere lading krijgt. Het speelt zich af in een modern decor waar de mens enigszins verloren lijkt te zijn. Iedereen is opzoek naar betekenis en liefde, wat misschien wel twee woorden zijn voor hetzelfde. Een van de mooiste opmerkingen komt van een vriend van het echtpaar die aan het doodgaan is in een privekliniek. Hij zegt: Ziekenhuizen zullen als nightclubs worden, we vermaken ons tot het einde. Daarna komt prompt de champagne binnen.