dinsdag 30 juni 2009

Do you think it is true ?

Soms lijkt er geen einde aan te komen, de stad, het gaat maar door blok na blok: Brooklyn, Queens, Williamsburg, Bushwick. Het brengt de fietser in een trance, stijgend en dalend door een eindeloos landschap van gebouwen, auto's en mensen. Gisteren ben ik met Giuseppe, die ik tijdens een regenbui langs de zijgevel van de New York public library heb ontmoet en zijn vriendin Isabel Lewis, afgedaald naar Coney Island. 'A clitoral apendix of new york' zoals Rem Koolhaas dat in de jaren tachtig treffend heeft omschreven in zijn onvolprezen boek 'Delirious New York'. Het is eigenlijk pas op Coney island dat je beseft dat de stad eindig is, eerst verkruimelt de bebouwing in een trashy amusements park en daarna begint de zee. Maar in menig opzicht is dit ook het einde van de wereld. Een plek waar je voor vijftig cent een reusachtige rat of een gigantische slang kan aanschouwen. Voor een dollar mag je een blik werpen op de 'headless woman, still allive'. Ik keek door het vuile glas naar een vrouw in een rolstoel, die griezelig haar armen heen en weer bewoog en inderdaad geen hoofd meer had.' Do you think its true?', vroeg een moeder met een kind op haar arm die met mij had meegekeken. 'Ze zeggen dat het echt waar is dus dan zal het wel waar zijn, toch?'. Plotseling werd ik overvallen door een diepe melancholie. Op Coney Island lijkt er is mis te zijn gegaan met het schakelboard van de tijd, als je daar bent krijg je het gevoel dat er een vorm van kortsluiting heeft plaatsgevonden en dat verschillende tijdperken door elkaar zijn gaan lopen. Inderdaad het einde van de wereld.

(het bloggen was weinig constant de afgelopen tijd, mede omdat het kattenvrouwtje beschikt over een langzame inbelverbinding, de komende dagen zal ik ook niet kunnen bloggen omdat ik aan boord ben van een trein in de richting van california. Het zal vier dagen gaan duren. Op vier juli hoort u meer van mij)

maandag 29 juni 2009

Een geannimeerd feest

De barbecue vond gisteren plaats op het dak van een oud industrieel pand in Williamsburg. Het was ter gelegenheid van de verjaardag van een ijslands model. Er waren meer ijslandse modellen die avond. Dat verklaarde misschien dat de hamburgers lagen te verbranden op de gril. Niemand at ze. Zelf had ik een visje meegenomen. Het visje heette skate en is volgens mij een soort platte zweefvis. Mensen adviseerde me om het visje in aluminiumfolie te wikkelen anders zou het uit elkaar vallen. Ik ging een rol halen uit de keuken. Later gingen mensen zich in die rol wikkelen. Het was een geannimeerd feest.

zondag 28 juni 2009

Al jarenlang een kleine obsessie

De dood van Michael Jackson viel ongeveer samen met het definitief doorbreken van de zon in New York. Na weken van uitzonderlijk slecht weer is het nu dan echt zomer geworden. Tijd om weer eens wat dingen per fiets te ondernemen.
Eerder merkte ik op dat hardlopen door prospect park helpt bij het ‘landen’ op een plek, maar fietsen lijkt dat grondgebonden concept het beste voort te zetten. Peter Sloterdijk zei al eens dat fietsen positief stemt omdat je door de relatief simpele beweging van de pedalen jezelf kan voortstuwen. Fietsen schenkt je ook de illusie van controle over de stad en biedt voortdurend aanleiding om met mensen in gesprek te raken. Vanavond ga ik naar een Barbecue op het dak van een oud warenhuis in Williamsburg (met rooftop parties heb ik al jarenlang een kleine obsessie) met dank aan de fiets.

woensdag 24 juni 2009

Betrapt

Gisteren zijn we naar het Architecture Centre van New York geweest om op een mooie dag naar lezingen over het rode wenen, Austro marxisme en Otto Neurath te luisteren. Het is van tijd tot tijd niet onaangenaam om college te krijgen. Na de lezingen sprak ik de organisator en inmiddels Neurath specialist Nader Vossoughian aan die ik vaag herkende van een tentoonstelling die hij over Neurath had gemaakt in Den Haag. Hij leek me wat nerveus en keek telkens op zijn horloge alsof hij weg moest.Hij merkte het zelf ook, denk ik, en hij stelde alvast in het vooruitzicht dat hij de hele zomer in Nederland zou zijn voor onderzoek. Wat voor onderzoek wist hij nog niet en ook niet wat hij ermee ging doen. Ik vertelde hem nog wel over Stroom en het project van het Observatorium, maar zijn ogen dwaalden af en ik wilde hem verder niet ophouden. Later kwamen we hem de hele tijd elders in het gebouw tegen, alsof hij de weg kwijt was. Een medewerker kwam hem ook nog zijn telefoon brengen die hij blijkbaar was vergeten op het spreekgestoelte. Mijn vriendin merkte later op dat hij zich gedroeg als iemand die zich betrapt voelde.

dinsdag 23 juni 2009

Twee vaatwassers


De vaatwasser deed het niet meer. Niet slecht of ten dele, maar er zat simpelweg geen leven meer in. Of hoe heet dat, hij gaf geen sjoege. We hebben daarom een monteur gebeld. Toen ik vanmorgen open deed stond daar tot mijn verbazing Whoopi Goldberg op de stoep, maar dan de jongere variant. Ze stapte vrolijk lachend met haar blauwe overall en lange dreadlocks naar binnen. Ik zei tegen Whoopi de jongere dat ik hoopte dat het geen vals alarm was omdat het kattenvrouwtje ons had verboden een monteur te bellen vanwege de mogelijke kosten. Whoopi de jongere ging vol overtuiging aan de slag, met een zaklamp en schroevendraaier. Voordat ik het wist lag ze met een waaier van dreadlocks op de grond. Ergens zat een draadje los. Het viel onder de garantieregeling. Ze zette alles weer in elkaar en liet de vaatwasser een profrondje draaien. ‘No leaks, its washing nice and powerful.’
Ik vroeg aan Whoopi de jongere of ze in de buurt nog meer klussen had, maar het meeste zat in Williamsburg.
‘bij de hipsters of de joden?’
‘bij de joden, die hebben vaak twee vaatwassers per huishouden.’
‘Heeft dat iets met kosjer te maken?’
‘Ik heb geen idee, ze hebben bijna van alles twee dingen, dus ook twee vaatwassers.’

Slecht Imago

Heleen Mees hoopt dat een (eventuele) revolutie in Iran het imago van de Islam in het Westen zal verbeteren. Ze vertelde dit aan mij en de lieve G in haar appartement tussen de Brooklyn- en Manhattenbridge, nadat ze haar zorgen had uitgesproken over onze magere verschijning. Voor iemand die soms luncht met enkel sla zijn opmerkingen over lichaamsomvang misschien een uitnodiging de aandacht naar haar eigen lichaam te verplaatsen. En het moet gezegd voor iemand die de veertig toch al aardig gepasseerd is, zit ze behoorlijk strak in het vel. Maar daar gaat het niet om, het gaat erom dat de moslim van exotische ander is verandert in een agressieve dader. Een revolutie in Iran kan daar, hoe fundamenteel die ook moge zijn, geen verandering in teweeg brengen (imago's worden doorgaans alleen slechter, bijna nooit beter). Ik ben het met Heleen Mees eens dat er sprake is van een strijd tussen twee visies op de Islam, maar het is uiteindelijk vooral van belang dat het westen zich niet mengt in deze strijd. Want de Islam moge dan een negatief imago hebben in het westen, er bestaat ook een negatief imago van het westen in het midden oosten (en omstreken). Voor het eigen imago (status quo), zal passiviteit voor het Westen het beste zijn. De vraag of een Iraanse revolutie minder burqa's op de straten van Parijs zal opleveren, lijkt me minder relevant dan de andere suggestie die Heleen Mees op haar site maakt. Dat Sarkozy de burqa's zou kunnen verbieden. Dat lijkt me hoe dan ook niet de oplossing voor het imago probleem, om wiens imago het dan ook gaat. Zoals ik al zei: imago's worden doorgaans alleen slechter.
http://blog.heleenmees.com/

(L’art pour l’art
In het MOMA liep gisteren een suppoost rond die hardop voor zichzelf aan het onthouden was welke spieren hij moest trainen. Zijn vinger ging over zijn arm en schouder en hij zei de hele tijd: this muscle, this muscle, this muscle.
Het tafereel intrigeerde me mateloos. Hoe de zwarte man daar rondliep, volstrekt in zichzelf gekeerd en eigenlijk bezig was met een vorm van l’art pour l’art van de lichaamscultuur.)

maandag 22 juni 2009

een bepaalde dosering van het landschap


Om te ‘landen’ in Brooklyn ga ik altijd hardlopen in Prospect park. Het is een ritueel dat te maken heeft met een bepaalde dosering van het landschap. Het hardlopen zorgt ervoor dat de omgeving beter tot me doordringt. Later is het vooral de spierpijn die je fijnzinnig aan de zwaartekracht herinnert. Rennen biedt ook een mooi kijk op de samenleving. Je hebt sportliefhebbers, bejaarden die in beweging moeten blijven en een categorie die hardloopt om af te vallen. Die laatste categorie is te herkennen aan het feit dat ze hardlopen met vuilniszakken om het lijf zodat er meer gezweed kan worden. Wat ook opvalt na twee jaar afwezigheid in New York (en daarvoor hoef je niet naar het park) is dat roken weer een totaal geaccepteerd tijdverdrijf lijkt te zijn. Ook heeft de overbekende gay-nerd-look (vooral in Williamsburg vertegenwoordigt) niet aan kracht ingeboet.

(Gisteren zijn we naar de laatste Woody Allen geweest, erg grappig en wat mij betreft beter dan Vicky Christina Barcelona omdat het ironische commentaar nu werd geleverd door 1 van de hoofdpersonages inplaats van door een alwetende auteur.)

zaterdag 20 juni 2009

Agapito

Voor het huis staan drie containers waarin oud papier, huisafval en blikjes gedeponeerd worden. Flessen hangen we aan het hek als toelage voor de minder bedeelden.
Het afval vindt zijn weg vanuit de container naar de rand van de stoep via Agapito, een vrijwel onverstaanbare Latino. Het kattenvrouwtje die een hele lijst instructies aan ons heeft achtergelaten, schrijft ook over Agapito. ‘He is short with dark, curly hair. His name is Agapito. Say “hello” if you see him. He will also water the plants on the front stoop.’
Agapito is de soortnaam van een type hier in Brooklyn. De libanees op de hoek die werkelijk van alles en nog wat verkoopt heeft bijvoorbeeld een vrijwel vierkante dwerg in dienst, die vergelijkbare klusjes uitvoert. De dwerg werkt daar al jaren, al is volstrekt onduidelijk wat precies zijn functie is. Agapito’s doen vaak verzonnen klusjes.
Het hoort bij een gezonde kapitalistische samenleving: ieder lichaam zal productief zijn. Werken is ten slotte altijd nog beter voor de eigenwaarde dan verzorgt worden.

woensdag 17 juni 2009

Grappig Toeval



Gisteren ben ik met een Spaanse vriend en zijn Mexicaanse vriendin op pad geweest, ze zijn op bezoek uit Californie. Hij wilde een aantal plekken opzoeken waar Federico Garcia Lorca was geweest en ik was bezig met een vergelijkbare missie. In Bryant park vertelde hij over de Kleine Weense Wals, een gedicht dat Lorca had geschreven in New York (la peqeuna val vienes). Mijn vriend zei dat het natuurlijk best vreemd was dat Lorca schreef over een Weense wals terwijl hij in New York was. Maar hij dacht een mogelijke verklaring te hebben gevonden:’ Er is een gebouw bij Columbia University dat het Wien gebouw wordt genoemd. Daar heeft Lorca natuurlijk altijd zijn geliefde ontmoet.’ Het gedicht is bijzonder seksueel geladen en gaat ondermeer over gangen en een kamer met duizend ramen (wat de theorie over het universiteitsgebouw onderbouwd). Leonard Cohen maakte er een mooie vertaling van dat misschien wel mooier is dan het origineel, het heet ‘Take this Walz’.

Wat betreft mijn eigen 'literaire' wandeling door de stad kan ik melden dat we na het nuttigen van enkele heerlijke dumplings in China town, koffie hebben gedronken in caffe Roma bij Grand en mulberry street in de luwte van Little Italy. We waren er terrecht gekomen vanwege een passage in de verhalenbundel Amuse Guele van Arnon Grunberg. Het is een bijzonder prettig koffiehuis met heerlijke gebakjes. Die liggen in een simpele vitrine en zijn soms op elkaar gestapeld. Ook de koffie is uitstekend. De familie Roma runt deze tent al honderd jaar, maar dat wordt godzijdank nergens op een bordje kenbaar gemaakt. Toen ik de passage van Amuse Guelle in caffe Roma erbij pakte werd ik verrast door een datum.
'In de buurt van Mulberry en Grand street ben ik vrijdagavond 16 juni mijn linker schoen schoen verloren.'
Ook wij waren daar op 16 juni, een grappig toeval.

dinsdag 16 juni 2009

Peilloze Diepte


Het kattenvrouwtje had gevraagd of ik haar wilde laten weten of Koosje en Monty me nog herkenden als ik haar huis zou betreden. Het is alweer twee jaar geleden dat ik de keutels van furball en de schrikkat uit de kattenbak heb geschept. Bij binnenkomst had de schrikkat zich zoals gebruikelijk veilig teruggetrokken in een van zijn talloze schuilplaatsen waar hij soms dagen kan doorbrengen. Koosje zat op mij te wachten, hij had zich in zijn bontjas gepositioneerd op de slaapbank. Ik bukte mij vriendelijk omlaag en hij miauwde. Maar in zijn grote glazige ogen zag ik geen herkenning. Ik schrok ervan want die ogen, die leken een welhaast peilloze leegte te weerspiegelen.

zondag 14 juni 2009

OB. De schoonheid van het misverstand




’Wil je voor ons verkenner worden?‘, de vraag, nu drie maanden geleden per telefoon aan hem gesteld, had heel simpel en terloops geklonken. Wat er verkend moest worden en waarom, bleef voorlopig nog onbesproken. ‘Het gaat om werk in de openbare ruimte, in Nederland en Duitsland, maar het is van belang dat jij zo min mogelijk van de makers weet.’
Dit klonk de verkenner in de oren als een klus waarbij een hoop misverstanden konden ontstaan en omdat hij van mening was dat misverstanden vaak leiden tot mooie dingen, ging hij direct akkoord. Een lijst met geografische coördinaten was zijn enige houvast. Met die lijst ging hij op pad, per fiets en per auto. Systematisch. Zo werd hij de man die zijn lijst afwerkte. De verkenner ontmoette mensen die hij onschuldige vragen stelde, waarop hij onschuldige antwoorden kreeg. Soms waren het mensen die op het punt stonden met een parachute van een berg te springen dan weer deden ze half ontbloot de deur open of hadden een afschuwelijke scheur in hun wang. Als ze vroegen wat hij wilde, dan zei de verkenner: ‘Meneer mevrouw, ik kom bij u even de huidige stand van zaken opnemen.’
Dat klonk geruststellend, dat klonk als iets wat ze wel eens vaker hadden gehoord, bijna als een beambte of iemand die de meterstanden komt opnemen. Ongemerkt drong hij zo bij mensen hun huizen en levens binnen en kreeg hij soms koffie met een koekje. De verkenner bleef nooit lang, zoals de man die de meterstanden opneemt, liet hij hooguit nog even zijn hand langs de muur glijden en maakte hij gebruik van het toilet. Niet om zijn behoefte te doen, maar omdat de feiten overal voor het oprapen liggen, als je ze maar wilt zien. De verkenner groeide in zijn rol en verzamelde feiten zoals anderen suikerzakjes verzamelen. In zijn bagage zaten ondermeer een leeggelopen ballon, een stokje waar een hond op had gekauwd, bierblikjes, een platgereden kikker en de rugleuning van een stoel. Soms bekroop hem de angst dat alles betekenisloos was, dat het om niet meer ging dan een hoop afval. Schroot dat toevallig op zijn pad was gekomen. Maar de verkenner vocht tegen die angst en hij prentte zich in het hoofd dat hij de baas was over het feitenmateriaal en niet andersom. Hij moest de feiten bedwingen en ze als onwillige soldaten disciplineren zodat ze in slagorde de strijd tegen de werkelijkheid aankonden. Maar had hij wel de regie, was hij uiteindelijk niet een armzalige pion in het strategische spel van zijn opdrachtgevers? De verkenner werd voortdurend heen en weer geslingerd tussen gevoelens van macht en absolute machteloosheid. Pas in de gevangenis drong het tot hem door waar de kunstenaars die hij onderzocht mee bezig waren. Daar tussen de jonge delinquenten viel alles op z’n plaats. Wat ze hadden geprobeerd daar op die mistige berg van kolengruis of op het oude fabrieksterrein bij Essen, op het meedogenloze platteland van Groningen en op de motorcrossbaan van het waddeneiland, was ze in de gevangenis gelukt: Ze waren verdwenen. Goed er waren nog wat muurtjes zichtbaar als de fundamenten van een ruïne, maar de blauwe verf die daar oorspronkelijk op heeft gezeten was er allang afgebladderd. De achtergebleven schilvers als stille getuigen van hun afwezigheid. Wat overbleef was een gebaar, een uitnodiging aan anderen iets op te bouwen.
Toen de verkenner zijn lijst had afgewerkt keerde hij terug naar de uitvalsbasis om zich volgens afspraak te melden bij zijn opdrachtgevers om verslag uit te brengen. Die hadden ondertussen niet stil gezeten, ze hadden gebouwd. ‘We hebben een studievertrek voor je gemaakt’. Dat was de plek waar de verkenner in de loop van twee maanden zijn verslag mocht doen. Wederom klonk de uitnodiging terloops en onschuldig. Maar de verkenner betrad een ruimte die veel gevaarlijker was dan al die andere plekken die hij had bezocht op zijn reis door Europa. De ruimte die hij nu betrad, hoe onschuldig die ook leek, lag bezaaid met schemergebieden en gevaarlijke breuklijnen. Breuklijnen die achteraf vooral door de verkenner zelf leken te lopen. Terwijl hij in het open veld vooral verkenner was geweest en zich soms gelukkig waande, werd hij hierbinnen voor de ene helft gastheer en voor de andere helft studerende monnik. Half tentoonstellingsbouwer, half beschouwer. Verteller en observant. Toen de consequentie van die toestand tot hem doordrong, waren zijn opdrachtgevers alweer verdwenen, zoals ze voortdurend verdwijnen. Hij stond er alleen voor, hij moest de ruimte opvullen desnoods met zichzelf. Dat was een verantwoordelijkheid die hem angst inboezemde en die hem met allerlei vragen over zichzelf en over zijn functie confronteerde. Telkens als er bezoekers binnen kwamen liep hij handenwringend op hen af. ’U moet het zo zien, de tentoonstelling is nog in opbouw, u stapt als het ware een proces binnen’, fluisterde hij hen in het oor. Wat dat voor proces was, wist d everkenner ook niet precies. Uit angst en schaamte voor de leegte begon de verkenner de lege vlakken in te vullen. Zoals boeren vroeger hun oude schuren verstevigden met rondslingerenden keien en stukken hout die voor handen waren, zo begon de verkenner zijn zelfvertrouwen op te bouwen en bij te stutten met materiaal dat voor handen was. In het hart van de ruimte maakte hij een woonkamer om mensen uit te nodigen iets langer te blijven dan gebruikelijk in een galerie. Daarnaast begon de verkenner een tuin aan te leggen. Een aangenaam visueel spektakel zodat de bezoeker gerust gesteld zou worden en zou denken:' verrek, dit is een kunst expositie’. Er is geen publiek zo geconditioneerd als het kunstminnend publiek. Zijn gekleurde plastic dopjes leken op kunst, maar dat was het natuurlijk helemaal niet, dit was niets minder dan de weelderig bloeiende tuin van het misverstand. De verkenner, ooit ingehuurd om dingen te verhelderen en op zijn minst te duiden werd een specialist in grensvervagingen. Bovenop de vragen die er toch al waren stapelde de verkenner weer een paar nieuwe. Over wie of wat ging die tentoonstelling eigenlijk, waar lagen de grenzen van het betamelijke? Was hier nog wel spraken van een retrospectief?
Als je het de verkenner zou vragen dan zou hij overigens ontkennen dat hij grenzen aan het vervagen was. ‘Ik articuleer alleen maar de breuklijnen die er al zijn en ik breng er verslag vanuit’, placht hij te zeggen.‘Bovendien heeft dit niet zoveel met terugkijken te maken, maar is het eerder een blik naar de toekomst.'

Dames en heren vanaf vandaag zijn niet alleen de kunstenaars uit hun werk verdwenen maar is ook de verkenner weg. U kunt zijn domein betreden en de sporen die hij heeft achteralten aanschouwen, zoals ook hij ooit de gebruikersporen in het veld heeft aanschouwd. Hij heeft er geleefd en gewoond, geschreven en getuinierd. Maar vanaf vandaag zal hij er niet langer zijn om voor u het archief te ontsluiten. Dat mag u, vanaf heden, helemaal zelf doen.

zaterdag 13 juni 2009

OB. De Dijkgraaf


In 1999 werd op initiatief van de stichting het Observatorium in de haven van New York een polder gerealiseerd dat als Themapark Holland de traditie van het negentiende eeuwse lunapark op Coney Island nieuw leven in wilde blazen. In lunapark had je destijds midget town, waar echte dwergen woonden. In de Nederlandse polder woonden echte Nederlanders. Helaas is de polder, ook wel oester eiland genoemd, verloren gegaan door een politiek van de angst. De geschiedenis van Oester eiland laat zich prachtig lezen als een laboratorium situatie van het echte Nederland, dat zich ook aan de rand van de afgrond bevindt. We volgen het verhaal van de neergang door de ogen van dijkgraaf Dom Haverdrost.



Dom Haverdrost, dijkgraaf van oester eiland, keek nooit meer naar de stad. Telkens als hij bovenop de dijk moest zijn, van waar je de wolkenkrabbers uit het water zag oprijzen, sloeg hij zijn ogen neer. Dat deed hij uit schaamte, vanuit het besef tekort te hebben geschoten. De stofwolken die seconden na het ineenstorten van de torens waren komen aanrollen over het water, hadden een wit laagje achtergelaten op de groene dijklichamen. Ook op het grijze pak van de oude dijkgraaf was een wit laagje neergedaald. Hij had het niet gemerkt, hij had nauwelijks kunnen registreren wat hij zag. Seconden lang bleef hij staan, roerloos. Hij voelde dat er iets uit hem wegvloeide, iets essentieels dat een gapende leegte bij hem achter liet. Dat hij gefaald had stond voor de dijkgraaf als een paal boven water. Door onoplettendheid was er iets mis gegaan en was er een schakeltje losgebroken. Vanaf die dag begon hij, zoals hij dat zelf noemde, zijn leven ‘benedendijks’ te organiseren. Langzaam trok de dijkgraaf zich terug uit de wereld.

vrijdag 12 juni 2009

OB.Ongevaarlijk


Vanmorgen heb ik koffie gedronken met Susanne Altmann, Curator uit Dresden. Ze had gisteren mooi commentaar geleverd op de 'Plastic City' die ze een imitatie van een kunstexpositie had genoemd. 'Het had zo door een kunstenaar gemaakt kunnen worden'.
Dit is wat ze vanmorgen zei:
"Ik zou nooit gedurfd hebben wat jij hebt gedaan omdat ik als curator veel voorzichtiger met andermans werk zou omgaan. Ik zou hun werk nooit in veband willen brengen met recycling art bijvoorbeeld, wat jij wel gedaan hebt.
De beamer had ik op een neutrale sokkel gezet.Bij alles had ik me afgevraagd of het wel aan hun werk relateert, of ik er geen afbreuk aan zou doen of het niet verkeerd geinterpreteerd zou worden. Maar als ik een tentoontstelling had gedaan was het een saaie tentoonstelling geworden. Jij hebt dingen gedaan uit een soort naiviteit en dan nog niet eens een kunstmatige naiviteit maar oprecht iets dat uit jezelf komt. Maar zelfs de woonkamer en die kartonnen dingen referen allemaal aan trends in de kunst en het reflecteert het feit dat je veel kunst hebt gezien in de loop der jaren. Dat is hier naar buiten gekomen en daarom heel interessant. Jij kan als buitenstaander veel meer doen en zeggen omdat je niet in het systeem zit, dat geeft voor alle partijen heel veel vrijheid, tegelijkertijd ben je daardoor ongevaarlijk, want je bent maar die filosoof die het doet."

Zoals ik enkele dagen geleden in Groningen behoefte had gehad aan een wapen, zo kreeg ik nu de onstuitbare behoefte om gevaarlijk te worden. Toen we opstonden om af te rekenen was ik haar voor. 'Ik betaal wel', zei ik.

donderdag 11 juni 2009

OB. De Groep


Gesprek in de woonkamer van stroom met gast(lees: expo ruimte)

Gast:"Ik heb gisteren een documentaire gezien over pinguïns. Die beesten maken één keer per jaar een grote tocht en dat gaat dan met z’n miljoenen tegelijk. Toch lopen er dan twee of drie de andere kant op, heel vreemd. Die redden het dan vervolgens niet omdat ze dood vriezen. Er kwamen wat biologen aan het woord die het ook niet snapten. Dat lopen in groepsverband is wel heel slim trouwens, dat herken ik nog wel van vroeger. We fietsten altijd met een grote groep van veertig man van ons dorp naar school in Vlissingen. Er stonden zelfs kinderen uit andere dorpen op te wachten om zich aan te sluiten. Het heette ook de groep. ‘ga je met de groep?’, ‘ja ik ga met de groep’.
Natuurlijk werd er wel eens gemord als er niet lang genoeg gekopt werd, maar over het algemeen werkte het heel goed. We reden twee aan twee.
Later ging ik met de brommer en toen dat te koud werd ging ik liften, waardoor ik altijd te laat kwam. Maar ze lieten me meestal begaan. Ik was zo’n goeiige jongen vroeger, niks kwaads in de zin, ik kwam alleen altijd te laat. Ik denk dat ze mij op school een beetje zagen als zo’n pinguïn die de andere kant oploopt."

OB.Onverslaanbaar


'Dat schilderij is onverslaanbaar', zei de opdrachtgever over Antonello da Messina, nadat ik hem verteld had dat er zo ongelofelijk veel mensen telkens op af komen om er iets over te zeggen. 'Daar is blijkbaar niet iets tegenover te zetten.' Het was ook het eerste ding dat ik in die ruimte heb opgehangen.Logisch want al het andere is eruit voortgekomen.
Gistermiddag had de Australische kunstenaar Tom Nicholsen nog de mededeling dat het schilderij ook iets zegt over de aard van het lezen.’Het lezen is een bezigheid die je moet verrichten in relatieve rust en teruggetrokkenheid, maar die bezigheid instrueert tegelijkertijd je handelingen in de wereld buiten die gesloten omgeving.' Dat is wat volgens hem goed zichtbaar is op het schilderij.

woensdag 10 juni 2009

OB. It will be copied


Vandaag had ik een Duitse conservator op bezoek die direct alles door had. Ze vroeg me wat die dopjes te betekenen hadden en ik gaf toe dat het was voortgekomen uit angst voor de lege ruimte. ‘Het zijn brokjes voor de visueel ingestelde mens.’ Maar ze was onverbiddelijk:’wat je ook hebt willen doen it looks like art, mensen die hier binnen komen denken dat het om kunst gaat.’ Daar heeft ze natuurlijk ook gelijk in en misschien moet ik me er wel voor schamen. Maar de dopjes zijn ook bedoeld om tijd te winnen. De ruimte wekt de indruk dat het om een expositie gaat, maar dat is het helemaal niet. ‘Ik zie deze expositie als een val waarin ik bezoekers een stuk aas voor houdt door middel van gekleurde dopjes om ze vervolgens uit te horen over hun levens.’ Ook dat was al een keer gedaan, zei ze. Toch was ze zeer te spreken over de aanpak en manier van presenteren. Het idee om iemand in een ruimte te stoppen en die het verhaal te laten vertellen van de kunstenaars die het object hebben gemaakt terwijl er ook weer iets nieuws wordt gemaakt, sprak haar zeer aan (ook al was ze over mijn invulling ervan niet per se heel erg te spreken, maar zelfs dat maakte niet uit). Het was volgens haar nog niet eerder gedaan, waarop ze dan ook de nu al legendarische woorden sprak: ‘It wil be copied. ’
Haar cynisme was werkelijk een verademing, al kon ik me niet aan de indruk onttrekken dat ze enigszins gebukt ging onder alle kunsthistorische ballast die ze met zich mee torste.

dinsdag 9 juni 2009

OB. Eerste zin


Op de site van de New York Times trof ik een aardig filmpje van John Irving over zijn manier van schrijven. Hij vertelt dat hij altijd begint met de laatste zin. De eerste zin verandert heel vaak, zelfs eerste hoofdstukken veranderen bij hem heel vaak. Soms wordt hoofdstuk vijf ineens verwisselt met hoofdstuk 1, maar het laatste hoofdstuk en zeker de laatste zin verandert nooit.’ Het is als een stuk muziek waar je naartoe schrijft. ‘, aldus John Irving. Ik had wel eens eerder gehoord dat John Irving het hele stramien van z’n boek van tevoren bepaald en dan vanaf het einde z’n weg door het plot terugwerkt naar het begin. Hij schrijft dus niet naar die zin toe, maar hij schrijft er vanaf, het ligt ten grondslag aan het hele verhaal. Ik kan me niet herinneren ooit een boek van John Irving te hebben gelezen, maar zijn aanpak spreekt me erg aan. Het is bijzonder deterministisch en hij gunt zijn hoofdpersonen en zichzelf geen enkele vrijheid tot speculatie, hun einde of het einde van het boek staat ten slotte al vast.
Zondag tijdens de finisage van de tentoonstelling zal ik een verhaal uitspreken. De laatste weet ik nog niet, omdat ik die laat afhangen van de gebeurtenissen deze week. Maar de eerste zin heb ik al wel: ’wil je verkenner worden?‘, de vraag, nu drie maanden geleden voor het eerst aan mij gesteld, had heel simpel en terloops geklonken.

maandag 8 juni 2009

OB. Een droste effect dus


Afgelopen zaterdag had een bezoekster van de expositie, een zojuist afgestudeerde architecte, de associatie dat er sprake was van allerlei spiegelingen. ‘Deze constructie is een reflectie op een schilderij, jij zit in die reflectie om te reflecteren op hun werk dat altijd reflecteert op de omgeving.’
Een Droste effect dus, zo had ik het nog niet bekeken. Ze was ook erg te spreken over mijn dopjes.'zonder die dopjes was ik niet op het idee gekomen naar beneden te gaan.'

Bedwingers van het dode punt


Gisteren is mijn opa 86 geworden. Wat doe je om dat te vieren? Precies, bowlen. Bowlen is koning van de familie uitjes. Je communiceert met de bal in plaats van te praten over bijvoorbeeld de monsterzege van Geert Wilders. Dat levert uiteindelijk alleen maar misverstanden op. Het mooie aan de bowlingbaan is dat de misverstanden tot een minimum worden beperkt. De kegels moeten om, meer is het niet. Het was dan ook een bijzonder geslaagde middag en opa blaakt nog van gezondheid.Vroeger was hij natuurlijk een stuk sterker, zo verzekerde hij mij. Hij was altijd de enige geweest die een bepaalde veer helemaal uit kon trekken. Hij en een smid konden dat.’Dat had niet zoveel met kracht te maken als wel met een handigheid, ik trok die veer dan net even door het dode punt heen, terwijl die smid dat heel langzaam kon doen.’ Ik zie het al voor me hoe op het pleintje vlak naast de sluis een groepje jongens met vette scheidingen en opgestroopte hemdsmouwen, een sigaret bungelend tussen de lippen, zo’n veer proberen uit te trekken.
Opa vertelde dat je vroeger auto’s had die je moest aanzwengelen en die ook door zo’n dood punt moest zien te trekken. Zijn vader had bij de brandweer gewerkt en de spuitpomp werkte ook met zo'n zwengel. 'mijn vader was de enige die de spuitpomp door het dode punt wist te slingeren. Zonder mijn vader kon de brandweer van Zwartsluis niet uitrukken.'
Ik kan me voorstellen dat je in een stadje als Zwartsluis dan een zekere faam weet op te bouwen. Voorbijgangers die langs het huis van de Essers lopen zeggen fluistrend tegen elkaar:'Hier wonen de bedwingers van het dode punt.'

vrijdag 5 juni 2009

wetenswaardigheden


John Knechtel, directeur van de uitgeverij Alphabet City (uitgaven zijn onder andere mooi vormgegeven gidsjes: Trash, Food, Fuel) hield gisteren een lezing in Stroom Den Haag. Het ging over voedsel. John noemde een aantal interessante wetenswaardigheden en probeerde vooral het punt te maken dat als lokaal en organisch geproduceerd voedsel een kans van slagen wil maken, de boeren het voor elkaar moeten zien te krijgen om aan de voorwaarden van de distributie centra te voldoen. Van de wetenswaardigheden is mij vooral de opmerking bijgebleven dat bij een ruimtereis naar mars er onvoldoende ruimte is om voedsel mee te nemen omdat de reis twee jaar gaat duren. Het past simpelweg niet in het ruimteschip. De enige optie is om voedsel aan boord te verbouwen. John Knechtel eindigde zijn lezing met de opmerking dat de bemanning op die ruimte reis dus echt lokaal voedsel te eten krijgen.

woensdag 3 juni 2009

OB. het slechte wat naar buiten kwam



Vandaag heb ik met wat mensen gesproken over het probleem van slaapgebrek in het Otium en waar dat aan zou kunnen liggen. Sommigen zeiden dat contemplatie en verlichting pas komen als je ergens zes weken zit. Anderen dachten dat het misschien toch ligt aan het feit dat je daar onbeschermd in the middle of nowhere zit. Misschien is het Otium wel een soort stofzuiger. De eerste nacht kwam alle innerlijke rotzooi naar buiten die ik in de stad had opgebouwd. Dan had het wellicht dus toch een zuiverende werking om daar te zitten en had ik nog een aantal nachten langer moeten blijven om echt effect te kunnen sorteren. Het Otium is namelijk wel gebouwd volgens de maatvoering en principes van Dom Hans van der Laan, de Nederlandse Monnik architect. Wat er gebeurde, daar in Groningen, was het slechte wat naar buiten kwam.

dinsdag 2 juni 2009

OB. Er waren andere, urgentere kwesties.


Ik had me voorgenomen te gaan schrijven in het Otium, dat mij achteraf misschien wel het meeste deed denken aan een gemoderniseerd mud huis, maar van schrijven is het evenwel niet gekomen. Niet omdat er geen elektriciteit was, ik had pen en papier meegenomen. Maar het leek wel alsof schrijven op deze plek ineens een irrelevante bezigheid was geworden. Er waren andere, urgentere kwesties, zoals onkruidwieden en een kampvuur aanleggen. Ik overwoog die nacht buiten te slapen, maar daarvoor was het toch te vochtig. Maar ook binnen, in de raamloze slaapcel, kon ik de slaap niet vatten. Daar lag ik in een grenspost tussen Drenthe en Groningen. Ik was bang belaagd te worden door randgroepjongeren, de kinderen van de grens. Ze stonden bekend om hun wreedheden en ze zouden me nog wel eens kunnen verrassen die nacht. Dat ze er waren had ik gezien aan de pogingen tot brandstichting aan de grenspost. Wat als ze de boel in de fik staken als ik binnen lag? Zodoende heb ik geen oog dicht gedaan. Voor het eerst had ik behoefte aan een wapen.