donderdag 30 april 2009

OB. een ruuimte met daarin een persoon


‘Het is wel wat verwarrend voor sommige mensen als ze hier binnen komen en een reguliere tentoonstelling verwachten.’, zei een journalist van Archined vandaag tegen mij. Ik legde haar uit dat het hier om een expo gaat waarvoor je de tijd moet nemen. De bezoeker zal geen kant en klare brokstukken treffen, maar treft een ruimte met daarin een persoon. Dat is waarmee het begint. Er is een keuze; spreek ik die persoon aan of niet? Waar is die keuze op gebaseerd? Wat zegt dat over mij en mijn verwachtingspatroon? Natuurlijk zit niet iedereen daar op te wachten, maar het gesprek is nu eenmaal de beste manier om het werk van het Observatorium te begrijpen. Niet het beeld in het landschap heeft betekenis, maar betekenis ontstaat in het gebruik ervan. De bezoeker bouwt ongemerkt mee aan de tentoonstelling.

woensdag 29 april 2009

Hafners Paradijs


Op de VPRO werd vanavond een documentaire uitgezonden rondom de nazi Paul Hafner. Een in Spanje woonachtige ex obersturmtruppenfuhrer. In de VPRO gids wordt aangekondigd dat de man zichzelf in de loop van de documentaire langzaam ontmaskert. Maar het is nauwelijks aanstootgevend te noemen dat de man de holocaust ontkent. Zo zegt hij dat Hitler de joden naar Auschwitz stuurde om ze te beschermen tegen de bombardementen van de Britten. Maar dat zijn zulke algemeenheden dat het nauwelijks belangwekkend genoemd kan worden. We komen maar weinig over de man zelf te weten. Als er al van ontmaskering sprake is dan school die toch eerder in de jeugdherinnering aan het boerenbedrijf van zijn vader die hij spontaan vertelde. ‘Ik heb eens een mooie boerenknecht het zien doen met een kalf. Ik geloof niet dat het kalf daar echt problemen mee had.’

dinsdag 28 april 2009

Een nuttige bijdrage


Marcel Duchamp bracht een aardverschuiving in de kunstwereld teweeg door ogenschijnlijk triviale objecten als kunst te presenteren. Dit schrijft de NRC Next vandaag in een artikel over ready mades. Je zou ook kunnen zeggen dat met Marcel Duchamp de teloorgang van de moderne kunst in gang is gezet. Na Duchamp deed ambachtelijkehid ineens niet meer ter zake en ging het in de kunst, zoals bij de effectenbeurs, meer om geloof dan een reele waarde. Duchamp is de Pim Fortuyn van de kunstwereld. Hij brak het open, leverde een nuttige bijdrage aan de discussie en bracht daarmee zoveel verwarring teweeg dat niemand nu nog weet wat kunst is.

zaterdag 25 april 2009

Ze waren de kwaadste niet


Vandaag sprak ik een mevrouw die zeer geïnteresseerd was in het monument van het Observatorium bij Terbregge. Als geboren Rotterdamse kent ze die hoek van de stad goed. ‘Daar lagen de puinhopen van Rotterdam, daar ging je dan wandelen met je vader.’
Ik moest denken aan Anton Koolhaas die eens vertelde hoe groen en ruim de stad erbij had gelegen, een paar maanden na de bevrijding. Het puin was bij elkaar geveegd en inmiddels begroeid met planten. Op de vlaktes tussen de huizen die nog overeind stonden, groeide gras. De vrouw vertelde over de buurt waar ze met haar familie woonde, een goede buurt, waar de Duitsers ook graag zaten. Omdat ze uit een grote familie kwam, mocht ze in hun huis blijven wonen. ‘Maar de buren werden eruit gezet en ze bouwden een bunker in de achtertuin. Ja die Duitsers deden in die tijd gewoon waar ze zin in hadden.’
Toch had ze niet echt nare herinneringen aan de dienstplichtigen die in de bunker zaten.
’Als wij langsliepen dan staken ze hun geweren naar buiten, om ons bang te maken. Ze waren de kwaadste niet.‘

donderdag 23 april 2009

Een lekkere plank



Ik vroeg aan de bibliothecaris van Stroom of hij de boeken die hij beheert en aanschaft ook leest. ’Ik ben vooral geïnteresseerd in een lekkere plank.’, was zijn antwoord.

dinsdag 21 april 2009

Vertrutting


Iemand zei:’Er is hier sprake van vertrutting.’ Diegene die het zei komt eens per jaar uit Thailand om een week in Nederland door te brengen. Ik weet niet zeker wat hij ermee bedoelde, maar ik heb wel een vermoeden. Vertrutting is de trend waarbij de noodzaak voor keurig geveeegde stoepjes met hand en tand wordt verdedigd. Dat de stoep ook nog bij een straat hoort en dat die straat deel uitmaakt van de stad ofwel de samenleving, is bij vertrutting niet langer aan de orde. Het beste middel tegen vertrutting is waarschijnlijk om op z’n minst iedere vijf jaar te verhuizen en dan nog het liefste naar het het buitenland.

maandag 20 april 2009

Ik trof hem rokend op de trappen van een kapitale villa


Ik heb eindelijk een kapper gevonden die verder gaat dan alleen het knippen van kapsels. Het is een Syriër en hij heeft een kapsalon in Groningen. Mensen zeggen dat de kapsalon alleen maar een facade is om crimineel geld wit te wassen. Hij zou soms drie uur wegblijven voor de lunch. Een lange lunch lijkt me nauwelijks een goede reden iemand van criminele praktijken te betichten. Maar het intrigeerde voldoende om er een kijkje te nemen. Ik trof hem rokend op de trappen van een kapitale villa waarvan de begane grond was ingericht als kapsalon. Vijfenveertig minuten later kwam ik weer naar buiten met fris kapsel en gladgeschoren kaken. Het was bijzonder aangenaam en ik ben van plan nog vaak terug te komen. Dat is me wel een ritje naar Groningen waard.

zondag 19 april 2009

OB.Treed binnen en vertel me al uw geheimen




Vandaag had ik mijn eerste dag als gastheer in de half publieke, half private ruimte van het observatorium in de expositieruimte van Stroom. Bij de ingang hangt een soort introductietekst waar ik als filosoof wordt bestempeld. Een twijfelachtige en ongemakkelijke titel, waarvan ik niet zeker weet of die wel van op mij van toepassing is. Gastheer is al een stuk beter. De gastheer is iemand die ontvangt en de bezoeker behaagt, onder de voorwaarde dat de bezoeker zich houdt aan de regels van het huis. De bezoeker stapt niet zomaar een expositieruimte binnen, maar een proces waar hij vanaf dat moment ook deel vanuit maakt. U kunt kijken, maar uw gastheer kijkt terug.

vrijdag 17 april 2009

OB04.01. Op doorreis in Trampolineland


De coördinaten van object 2004 leidde mij naar de Hoekse Waard. Ik was er nog nooit eerder geweest en ik werd getroffen door de grote hoeveelheid trampolines in de riante achtertuinen van (voormalig) boeren woningen. Zo fietste ik door trampolineland in de richting van Nieuw Beijerland alwaar ik een haast hallucinerende ervaring had.Deze ervaring werd wellicht verhevigd doordat ik te weinig water had meegenomen, maar de aanleiding was het niet. Op straat liepen drommen van stemmig gekleede mannen, vrouwen en kinderen. De rokken, hoeden en zwarte pakken brachten mij eventjes terug in Brooklyn waar ik ooit op net zo'n straathoek werd omringd door Chassidische Joden. Ik bevond mij duidelijk op het begin danwel eindpunt van de biblebelt. Sommige verlieten gehaast hun huizen, anderen wurmde zich uit zojuist geparkeerde auto’s en iedereen liep in de richting van een kleine bakstenen kerk dat midden in de wijk stond. Ik reed wat doelloos rond, niet goed wetende wat ik verder moest doen. Ik was opzoek naar iets dat ik aan niemand echt kon omschrijven. 'Het kan van alles zijn', vertelde ik de mensen, 'als het maar in 2004 geplaatst is'. In Nieuw Beijerland had ik op aanraden van een mevrouw met labrador (dat moet haast wel de meest gewilde hond in Nederland zijn), bij Steine Boender aangebeld. Steine Boender is een kunstenares en de vrouw met de labrador redeneerde dat zij door haar bovengemiddelde interesse voor kunst wellicht antwoorden op mijn prangende vragen had. Steine was helaas niet thuis. Ik bel haar later als ik via internet een telefoonnummer heb weten te achterhalen. Steine weet er wel iets van zegt ze, maar volgens haar had ik op Het Gors moeten zijn. Het Gors, dat klonk wel als iets dat daar in de buurt kon zijn, maar ik was er niet geweest. Al die andere plekken en weggetjes waren door het vele (om)fietsen in mijn geheugen gegrift. Je hoeft mij niks te vertellen over Vuurbaken, Blindeweg, Dromkreek, Buitenom, Zinkweg of de Kostverlorendijk. Ik ben er geweest, heb de sfeer geproefd, heb met wat mensen gesproken en ben weer weggegaan. Het werd tijd om mijn contactpersoon te bellen. Hanneke Piederiet.

donderdag 16 april 2009

OB06. Dodeneiland


In Groningen stuitte ik per ongeluk op een beeld van John Körmeling in plaats van een werk van het Observatorium. Dat had ermee te maken dat het Observatorium op de opgegeven coördinaten nog niets gebouwd had, maar John Körmeling wel. Later in het CBK van Groningen kon ik het werk dat er wellicht ooit nog gaat komen, virtueel aanschouwen in een soort primitieve oerversie van google earth. Het betrof een presentatie van plannen voor het nog te bouwen Meerstad. De bijdrage van het Observatorium bestaat uit twee delen. Het eerste deel betreft een geluidswal rondom de gaswinningsinstallatie op het kunstmatige eiland in een meer. Die geluidswal moet er toch komen en het Observatorium stelt voor om die van het sloopmateriaal (vrijgekomen bij de bouw van de toekomstige wijk) te maken en dan te overgieten met teer. Deel twee kan pas over 25 jaar gerealiseerd worden als het gas op is. In plaats van de gaswinning kunnen er tuinen worden aangelegd die worden gevisualiseerd als ommuurde paradijstuinen. Het levert het beeld op van een grillige vulkaan met daarin een strak grid van muren waarbinnen de tuinen worden aangelegd. Dit plan verschilt sterk van de
andere projecten die ik heb gezien omdat het gebruikelijke strakke modernisme is losgelaten voor een meer liefelijk modernisme (term is afkomstig van Peter Michiel Schaap en egbruikt in een andere context). Of om in kunsthistorische termen te spreken: Er lijkt een verschuiving te hebben plaatsgevonden van Mondriaans kubisme naar de romantiek van Böklin.

dinsdag 14 april 2009

OB04.03.De vruchtbaarste aarde die er was


Vanwege een probleem met mijn printer was ik vandaag op goed geluk op de trein gestapt.Ik had eerder al eens een foto van het object gezien en vond dat ik het dan ook maar zonder kaart moest zien te redden. Ik vertrouwde puur op mijn eigen beschrijving en de 'ah ha' erlebniss van mensen op straat. Die kwam er inderdaad
want de eerste persoon aan wie ik op het station iets vertelde over felle kleurtjes, bood direct aan me er met de auto heen te brengen. Dat was lief van haar maar het bleek om een ander ding te gaan. De muurschildering op de zijwand van het centraal boekhuis (zie foto hierboven), was aardig maar kon onmogelijk van het observatorium zijn. Gelukkig ging er bij het stadhuis wel bij iemand een belletje rinkelen. De receptioniste was net met iemand intern aan het bellen om haar mijn vraag voor te leggen toen ze ineens de hoorn er weer opgooide omdat haar iets te binnen schoot. Het object bleek vooral s’nachts over veel kleur schakeringen te beschikken vanwege het licht dat erop schijnt. Na een half uur wandelen trof ik het object. Een gedeelte ervan was in gebruik genomen als bankje om op te zitten. Een van de oude mannetjes die daarop zat, bleek vroeger nog op de tractor te hebben gezeten om het land om te ploegen op de plek waar nu de school en het winkelcentrum staat. 'dit was de vruchtbaarste aarde die er was.'

OB00.nicht für kapitalisten



In Berlijn heb ik uitgebreid met galeriehouder Reinhold Gottwald gesproken. Een grappig man, die pas echt opgang kwam toen we halve liters bier begonnen te drinken. Hij woont in een pand aan de Kastanieen allee waar heel groot Kapitalismus normalisiert, zerstört en tötet staat geschreven. Zijn galerie (Walden voorheen Peking) zit in de kelder van dat pand. Reinhold is er dan ook niet onverdeeld positief over. ‘Ik mag graag wat van die echte kapitalisten in mijn galerie hebben, dan verkoop ik tenminste nog wat.’. Uiteindelijk willen we allemaal vooruit in de wereld, dat geldt ook voor Reinhold Gottwald van een kleine galerie in een voormalig kraakpand. Toen begreep ik ook ineens dat de teksten op de gevel eigenlijk een soort verkapte reclame boodschap zijn, ze voldoen geheel aan de schreeuwerige beeldtaal die ook het kapitalisme eigen is. Ik zei dan ook tegen Reinhold dat ik me niet kon voorstellen dat de ware kapitalist zich zou laten weerhouden dat pand binnen te komen. Kapitalisten zijn altijd opzoek naar nieuwe ervaringen en galerie Walden kan op z'n minst leuke anekdotes opleveren tijdens de borreltafel. Voor sommigen is dat genoeg voor de aankoop van een schilderij. Zijn galerie is echter nogal onopavellend, iedere voorbijganger kijkt alleen maar naar de gevel erboven. Ik schat dat er per dag op z'n minst honderd foto's van de gevel gemaakt worden. Reinhold hoeft alleen maar ‘nicht für kapitalisten’ op z'n deur te schrijven en hij loopt binnen.

OB00. Berlijn


Er zou nog een tweede beeld/ paviljoen zijn geweest in Berlijn, iets waar ik PM Obègga over hoorde, want in tegenstelling tot ik zelf kon hij gewoon zijn nieuwsgierigheid de vrije loop laten gaan. Hij had dan ook een beetje zitten loeren op het internet en was tot de conclusie gekomen dat er nog iets moest zijn. Ook Reinhold Gottwald van galerie Walden had het over een tweede paviljoen gehad. Maar ik wilde er niets van weten, ik had mij te houden aan de opgegeven coördinaten. Natuurlijk moest ik me bij deze opdracht laten leiden door het toeval, maar toeval was al voldoende vertegenwoordigd op de locaties die mij waren opgegeven. Het was niet nodig daar ook nog eens verrassingspaviljoenen aan toe te voegen. Ook kon het nog eens zo zijn dat de opdrachtgever vanuit zijn opdrachtgeversschap een groter plan had achter de opgegeven coördinaten. Die kans was zelfs erg groot. Uiteindelijk is de verkenner ook maar een pion in een veel groter spel waar hij het overzicht niet van heeft.

zondag 12 april 2009

OB09.Sporen van ontwerp


Vanmorgen vertrokken we uit pension de Wadvaarder in Midsland met als voornemen een ‘paviljoen’ te zoeken dat nog niet bestond. Onze schamele bezittingen hadden we onder de snelbinders van de leenfietsen gebonden en zo reden we de knisperend koude ochtend in. Ons doel was niet ver weg, volgens een uitgeprintte satellietfoto moest het zich ergens in het bos bevinden boven een geïsoleerd stuk duin. Dat leek makkelijk, maar het kostte ons toch nog twee rondjes fietsen om te concluderen dat ons doel de motorcrossbaan moest zijn. Er werd geracet vandaag, je hoorde het gezoem al van verre over de duinen trillen. Het race evenement had, zoals alles op Terschelling, iets gemoedelijks. Er waren veel gezinnen aan het kijken en verschillende leeftijden kwamen op de baan aan de beurt. Aan de start stond een caravan van waaruit het commentaar werd verzorgd. Je kon warme chocolademelk en verse vis krijgen. De vis was een bijvangst geweest en bestond uit paling en tong. Als de commentator z’n mond hield, klonk er vrolijke westernmuziek. Naast de crossbaan ontwaarde wij een grote berg van zwarte aarde en kluiten. Een kunstmatige terp, bij elkaar geschoven met bulldozers. Toch was de vorm al direct opvallend. Dit was geen toevallige ophoping, hier was reeds spraken van vormgeving. Toen we de berg beklommen zagen we dat er ook bovenop al sporen van ontwerp en vormgeving waren te zien. De top bestond uit twee delen. Een hoger plat gedeelte en een lager gedeelte met schuine aarden wallen. Een iets langere schuine lage wal verbond hoog en laag met elkaar. We ontwaarden paaltjes met fel oranje stickers erop. Dit wees op landmeters die de piketpaaltjes reeds hadden geslagen.
Het element van de twee vlakken, van hoog en laag, deed mijn vermoeden sterken dat dit wel een locatie van het observatorium moest zijn. Bijna ieder beeld dat ik tot nog toe had gezien was gestoeld op het principe van de 'Communicerende vaten'. Ik zag het in Neukirchen, Essen en Groningen. In Groningen nabij het Zuilaardermeer zag ik bijvoorbeeld een beeld waarbij twee ruimtes aan elkaar verbonden worden door een derde, het landschap. Vervolgens wordt het paviljoen begeleidt door een liggende en een staand volume van T-balken, die met elkaar communiceerden over het fietspad. In plaats van een enkele punt in het landshcap ontstaat er op die manier ruimte. Hier bovenop de berg krijg ik een idee van wat de bedoeling is. Het lagere gedeelte is intiem en wordt beschermd door de opgeworpen wallen, het hogere gedeelte biedt uitzicht en zal juist de weidsheid van het landschap omarmen.
Dan dalen we weer af want het is tijd voor de tweede mange en een gebakken visje.

zaterdag 11 april 2009

OB.Het ene weiland is het andere niet


We hebben een lunchgesprek met paarden. De vergadering gaat over een weiland.De paarden steken hun nieuwsgierige koppen naar ons uit.We bekijken het weiland en zien dat het tamelijk hobbelig is, er zijn kale plekken waar de donkere aarde zichtbaar wordt. Het gras is strak afgeknabbeld door de paarden. Over een paar maanden staat hier een stad. Je kunt het je nog niet voorstellen, maar ieder jaar weer verrijst op die plek een stad die drie weken bewoond wordt door een vreemd volk om dan weer geruisloos te verdwijnen. Het volk komt per bood naar het eiland. Ze eisen het tijdelijk op, door een stad te bouwen (door de suggestie van een stad te wekken) en deze kort maar explosief te laten fibreren met leven. Het is een fenomeen, een spektakel, een fantasie geprojecteerd op een weiland. Vooral de tijdelijkheid geeft het haar charme, dat is haar grote kracht. Projectontwikkelaars zouden er iets van kunnen leren. Een merrie schraapt haar hoef, haar buurman blaast lucht door z’n trillende neusgaten.
Onderweg waren we een vrouw tegengekomen met een hond die verlamde achterpoten had. Door middel van een stellage met wieltjes om zijn achterlijf, kon hij toch nog bewegen en hij blafte flink om zijn hond-zijn te onderstrepen. De vrouw had ons op het veldje gewezen tussen twee rijen bomen. Vorig jaar had er een lichtgevend paleis gestaan van kratten, ze had het vanuit haar huis kunnen zien schitteren. We keken naar het weiland en dachten aan het lichtpaleis. Daarna dachten we aan de stad van drie jaar geleden en wat er toen wel niet te zien was, daar konden we ons geen voorstelling van maken. Nog niet. We zagen nu alleen nog het weiland, met haar typische open plekken en hobbelige oppervlak. En de paarden, die zagen we ook.

OB.00.Over verkenners en hun opdrachtgevers


De verkenner krijgt een mandaat om op basis van zijn expertise informatie te verzamelen in het veld. Of het informatie is waar de opdrachtgever op zit te wachten of waar hij al dan niet blij mee is, is niet op voor hand te zeggen. Maar als de afspraken zijn gemaakt, de handen zijn geschud en de verkenner het veld is ingestuurd dient de opdrachtgever zich op de achtergrond te houden. Dat zijn de regels van het spel en het spel dient uiterst secuur en serieus gespeeld te worden. Pas als de verkenner zich weer meldt ter burelen en het moment van reportage is aangebroken, kan het contract er weer bij worden gehaald. Dan mag de opdrachtgever zijn tevredenheid of frustratie uiten. Dan mag hij tirades houden en de verkenner de deur wijzen. Gefaald of geslaagd. Geen moment eerder mag dat oordeel vallen want alleen de verkenner heeft het complete overzicht en weet welke brokstukken aan informatie hij in z’n koffer heeft. Bovendien kan hij om strategische redenen sommige informatie wel of juist niet openbaar maken. De verkenner weet wat hij doet. Deze blog toont voornamelijk de verkenner die op pad is, de verkenner die zich opwindt over vieze koffie of de verkenner die zich de longen uit het lijf fietst in het hoge Noorden om vervolgens alsnog zijn doel te missen. Dat is het menselijke gezicht van de verkenner en geen onbelangrijk deel van zijn speurtocht. Voor wie uitsluitend wil weten wat de verkenner aantrof op de coördinaten die hij heeft meegekregen, welke mensen hij daarover heeft gesproken, verwijs ik graag naar de bijeenkomst aanstaande zaterdag (18 april) om 16:00. Later ben ik ter consultatie over mijn verkenningen in het veld en het observatorium archief altijd aanspreekbaar van woensdag tot zondag tijdens kantooruren.

vrijdag 10 april 2009

OB03. Jammer dat het zo vervallen is


Door een omleiding kwamen we aan de ander kant van Groningen uit.Goedele probeerde ons er uit alle macht van te overtuigen om te draaien; "probeer om te draaien", suggereerde ze voortdurend. Maar het landschap was prachtig. In tegenstellig tot het harde Groninger landschap te noorden van de stad, was het plukje drenthe waar we doorheen reden, werkelijk lieflijk te noemen. Natuurlijk hielp het mee dat ik door het landschap gleed in een comfortabele sportauto in plaats van dat ik gebogen over het stuur voortploegde. De sportauto schept ruimte tot reflectie vooral als je zelf niet hoeft te rijden en dat je bovendien door een Belgische stem wordt begeleid. Helaas konden we niet met de auto tot aan het paviljoen komen, dat was wel jammer. Goedele vertelde ons dat we er waren, zonder dat er iets te zien was. Dat betekende dat het ofwel niet meer bestond, of dat het ergens een stuk van de weg aflag. We moesten het hoe dan ook de proef op de som nemen. Omdat er geen parkeerplek was, het eerste evidente nadeel van de auto tot nu toe, lieten we de auto met knipperlichten langs de weg staan. We zagen een gezin voor ons een pad oplopen en besloten hen zonder duidelijke reden maar te volgen. Ze liepen in de richting van een Amerikaans aandoende windmolen die metalig opflikkerde in de zon. We gokten dat het die kant op was, zonder hier enige aanleiding voor te hebben. Het bleek dan ook de verkeerde kant op te zijn. Toen ik aan de moeder van de rondrennende kinderen vertelde wat ik zocht zei ze direct dat ik aan de ander kant van de weg moest zijn. Ik vroeg wat ze ervan vonden. Ze hadden er wel wat mee, het paste volgens haar mooi in het landschap. 'jammer dat het zo vervallen is.'

donderdag 9 april 2009

OB. Drijvende balletjes



Het Groningse landschap is een meedogenloos landschap waar de mens weinig beschutting vindt tegen onweer en harde wind of regen. Ook meedogenloos, zijn de lange vaarten. Als je een brug hebt gemist dan duurt het eindeloos voordat je een nieuwe kans krijgt. Ik fiets eeuwig voortrappend aan de leiband van het Eemskanaal. Na veel gezoek en gedoe, zie ik het paviljoen ineens. Aan een grote betonnen muur hangt een huisje van golfplaat. Het huisje hangt er naakt en onbeschermd bij, onverbiddelijk buiten gesloten door de betonnen muur. Het is een provocerend monument, een uitdagend teken in het landschap. In plaats van laag bij de grond en beschermend, hangt het huis open en bloot in de wind alsof het niets is. Helaas staat het paviljoen aan de andere kant van een vaart en er is wederom geen enkele brug in de buurt. Uiteindelijk, na zeker nog drie kwartier omgereden te hebben, ondermeer door een stuk ‘nieuwe natuur’, sta ik ervoor. Voor het paviljoen strekt zich een strak uitgegraven water uit dat wordt geflankeerd door hoge windmolens. Op de een of andere manier krijg ik het gevoel in een socialistisch sportcomplex te zijn beland. De grote betonnen wand met het uitstekende huisje aan één kant heeft een balkon aan de andere kant. Dat is ongetwijfeld bedoeld om de lange afstandzwemmers te zien vorderen. Aan het begin van watervlakte waren vlondertjes gebouwd waar de zwemmers vanaf konden duiken. Ik vroeg aan een hardloper of hij wist wat dit voor huisje was en hij zei dat het bij de roeivereniging hoorde. Het starters huisje van de roeivereniging. Een gigantisch en in onbruik geraakt sportcomplex. Ik wist ineens zeker dat meerstad ontworpen was vanuit dat torentje. Het biedt niet alleen een uitzicht maar ook een visie op het landschap dat door de mens gevormd is en ook in de toekomst omgevormd gaat worden.
Als ik aan het einde van de vaart ben gekomen zie ik dat de andere helft van het water in gebruik is als driving range. ‘Het zijn drijvende balletjes hoor’, verzekert een man mij die met twee emmertjes richting oever loopt.
Ik raak in gesprek met de zoon van de uitbater die zegt dat het hele terrein voor 35 jaar in pacht is genomen door zijn familie: "dat is dus het water en alles wat er direct omheen staat. We hebben ook een sleutel van het paviljoen. Nu Meerstad gebouwd gaat worden moeten ze de familie Swieter op de een of ander manier uitkopen. Maar volgens mij kunnen de golfliefhebbers voorlopig nog wel hun balletjes blijven slaan.
Toen ik terug reed naar huis werd ik bevangen door het onbehagelijke gevoel van twijfel. De zoon van de uitbater had mij gezged dat het startershuisje veel ouder was dan uit 2006. Zou ik het zelf dan niet goed hebben othouden? Aan de horizon kleurde de lucht roze.

OB03. Een onmogelijke plek


Op onze laatste dag in Berlijn besluit ik vanuit het hotel met Torsten Birne te bellen. Ik had hem al gemaild om te vragen of ik hem kon bellen over het observatorium. Vreemd genoeg had ik geen coördinaten gekregen maar wel een emailadres van iemand in Dresden. Zou het wellicht een hint zijn? Torsten vertelde me dat de locatie, de postplatz, een onmogelijke was en dat die onmogelijkheid het uitgangspunt was geweest om 5 deelnemers te vragen daar iets mee te doen: "of te wel vijf posities", zei Torsten. De plek is volgens hem non specifiek en wordt gedomineerd door verkeer. De vijf posities zie ik voor me als vijf laboratoriumsituaties waarin de plek getest wordt op z’n mogelijkheden. Dit is precies wat Torsten als organisator voor zich zag. Maar er was geen fysieke en blijvende impact van dit project. Het Postplatz is kortom nog steeds het Postplatz. "Dit heeft er met name mee te maken dat kunst nog steeds als een lapmiddel achteraf wordt ingezet en nogsteeds niet wordt herkend als een kraamkamer waar goede ideeën voor de stad uit voort zouden kunnen komen".
Een aardig detail vond ik alvast dat delen van het gebouwde paviljoen van het Observatorium later zjn verwerkt in de Marien Brucke die hierboven staat afgebeeld.

dinsdag 7 april 2009

OB97. Dit heeft niets met koffie te maken


Goedele stuurde ons naar de Kastanieen allee in Berlijn. Het leek te gaan om een soort krakersnest. Althans zo zag het eruit. Op de gevel stond iets over kapitalisme dat doodt, verstoort en normaliseert. Een bijna nostalgisch aandoende boodschap. Bij het restaurant Morgenrot zaten de punkers in hun punkeruniformen een punkmaaltijd te eten. Ik vroeg een jongen met dreadlocks of hij van galerie Peking of Walden had gehoord. ‘Nein’ was het veelzeggende antwoord (later bleken we op nog geen 20 meter van de galerie te staan), ook binnen wist het meisje dat broodjes aan het smeren was, van niets. We probeerden koffie te bestellen en iedere punker te vragen naar de galerie. Koffie kregen we niet. Het was onduidelijk waar we moesten bestellen en toen ik het meisje dat de broodjes smeerde vroeg waar dat kon, zei ze dat ze dit ook niet wist.Het was een houding die doet denken aan sommige hippe tenten waar het personeel te druk voor je is. Ook punkers is het snobisme niet vreemd. Mensen leken enigszinds zenuwachtig op ons te reageren. Misschien kwam dat wel door PM Obègga, de apostel van het kapitalisme, die achter me stond in een stralend Gucci jasje. PM Obègga koopt jasjes, zoals sommige mensen zich volproppen met Muffins, tegen de zenuwen. We besloten naar de overkant te gaan, zodat we de punk scene van een afstandje konden observeren. Toen de koffie kwam, zag ik direct dat het mis was.
‘We hadden dubbele espresso besteld.’
‘Ja, dit is dubbele espresso.’
‘Drink je zelf wel eens koffie, ik bedoel weet je wat een espresso is en hoe die smaakt?’, ook mij was enig snobisme niet vreemd. Ik vind dat je wel een aantal principes moet hebben. PM Obegga had zijn jasjes, ik m'n koffie.
Ze bleek niet te weten hoe een espresso behoort te smaken, laat staan dat ze wist hoe deze eruit zag.
'Door de hoge druk komt er een schuimlaagje op de koffie, iets wat hier volstrekt ontbreekt. Dit heeft niets met koffie te maken', liet ik haar weten nog voordat ik een slok had genomen. In die dingen moet je niet kinderachtig zijn. Pas later hoorde ik dat dit cafe een sociale werkplaats was. Maar dat is alsnog geen goede reden voor slechte koffie.

Commentaar bij foto: bovenstaande foto is gemaakt in een klein drukkerijtje dat verstopt zit in het gebouw met de antikapitalistische leuzen erop. Het drukkerijtje drukt hoofdzakelijk links georienteerd propaganda materiaal. 'mann bemuht sich', zei de aanwezige drukker. Ik vertaal dat gemakshalve even naar: Je zet je zoveel mogelijk in voor de goede zaak. In dit geval krijg je daar zwarte vingers van.

maandag 6 april 2009

OB95.We pakten alvast een dennenapel



Vanuit Essen reden we naar Dusseldorf, waar we tot onze verrassing naar een plein werden geleid met daarop een monument ter nagedachtenis aan de gevallenen tijdens de eerste wereldoorlog.
Het monument was van Nazi makelij en dat zag je er eerlijk gezegd ook wel vanaf. Er sprak niet bepaald een afkeer van de oorlog uit. Onder de Weimar republiek was er in 1928 een ander monument geplaatst gemaakt door Jup Rubsaum (zie foto hierboven). De twee sfinx-achtige figuren werden in extreem nationalistische kringen als onduits bestempeld en werden voortdurend door nazi vandalen vernield. Vlak voordat de weermacht Polen binnenviel waren ze in Dusseldorf druk in de weer met het vervangen van het oude voor het nieuwe monument. De procedure was al in gang gezet en dan loopt de bureaucratische machine gewoon door.

Via de bosjes achter het monument kwamen we uit op een speelplaats. Voor de zekerheid controleerden we of er tussen de klimrekken en schommels nog een paviljoen van het observatorium stond verscholen. Goedele is redelijk nauwkeurig, maar het komt niet op meters aan.
Wel troffen wel een vader die twee kinderen aan zijn armen had hangen en op die manier letterlijk aan de grond genageld stond. We besloten even met hem te praten over het ‘verdwenen object uit 1995’. Het enige paviljoen dat de aan de grond genagelde vader zich te binnen schoot stond een paar km verderop en was van hout of pappe gemaakt (is dat wellicht papier-maché?). Toen we echter hoorde dat het op een Griekse tempel moest lijken wisten we in ieder geval zeker dat dit het niet kon zijn. ‘Dat was nog een heel schandaal hier in Düsseldorf want de gemeenschap moest voor de kosten van dat dure ding opdraaien, terwijl niemand erop zat te wachten.’
Het bleek om een werk van de kunstenaar Markus Lupertz te gaan. Inderdaad erg lelijk en onduits om maar eens een term te gebruiken. Onze zoektocht naar sporen van het observatorium ging verder, maar voor de zekerheid pakten we alvast een dennenappel uit het nazi monument. Je kon nooit weten of die nog van pas zou komen en zo hadden we ten minste alvast een aandenken aan deze plek.

zondag 5 april 2009

OB07.01.Industrie kultur


Oude en nieuwe fabrieken staan mistig in het landschap. Als we Essen binnenrijden zegt PM Obegga, dat hij het alweer herkent, hier is hij tien jaar geleden ook geweest. Het zijn de oude arbeidershuisjes die het hem doen. Hij denkt ook ineens zeker te weten waar Goedele ons heen brengt. ‘Dat moet wel het Zollverein zijn’ zegt hij. Daar was destijds de excursie van kunstgeschiedenis ook naartoe gegaan. ‘Het is een mooi voorbeeld van hoe je de omslag kan maken van iets dat als negatief wordt gezien, naar iets dat als positief wordt ervaren en waar je dan ook je identiteit aan kan ontlenen.’
Obegga vertelt het alsof hij gisteren nog op excursie was.Volgens hem waren ze hier halverwege de jaren negentig al bezig met duurzaamheidconcepten. ‘wc’s doorspoelen met regenwater enzo.’
Ik moest even denken aan de oude bijenhouder. Ik denk niet dat duurzaamheidsconcepten zoals wc’s doorspoelen met regenwater hem nog enigszins zullen opfleuren.
Als we inderdaad het terrein oprijden van het Zollverein zien we direct dat Goedele ons naar de juiste locatie heeft gebracht. Bij de ingang staat het paviljoen dat we op de een of andere manier direct herkennen. Dat komt door de dubbelheid die in het paviljoen schuilgaat. Het hoort wel en niet in de omgeving thuis.

zaterdag 4 april 2009

OB05.Kakelwitte broekjes


Object2005
Als voorschot op de technologische ontwikkeling, waarbij auto’s steeds vaker zullen worden uitgerust met allerlei beeldschermen, heb ik een kabeltje gekocht waarmee ik in de auto elektriciteit kan aftappen voor mijn laptop. De auto als rijdend kantoor. Terwijl PM Obègga met 250 km per uur over de autobahn knalt, waar hij zich kostelijk mee vermaakt, typ ik deze woorden. Eigenlijk mist er alleen nog een wasmachine om onze kakelwitte broekjes in te kunnen wassen. Kakelwitte broekjes, dat was een idee van PM Obègga. “Als we gaan, dan gaan we in stijl”, had hij gezegd. Daar had ik niets tegenin te brengen. Iedere roadtrip heeft behoefte aan muziek en rituelen.
Ondertussen leidde een zwoele Belgische vrouwenstem ons naar de opgegeven coördinaten. We gaven haar de naam Goedele, naar een bekende Belgische seksuoloog. Soepeltjes stuurde ze ons naar links en naar rechts totdat we een privé erf opreden.
Een tuinman was bezig met schoffelen. Hij begreep niet wat we zochten; wel dat het aan het eind van deze weg doodliep. “Es ist viel besser um zu drehen”, zei de tuinman behulpzaam. Maar het was Goedele tegen de tuinman, en vooralsnog kreeg Goedele van ons het voordeel van de twijfel. Ze beweerde dat we tachtig meter verwijderd waren van het object. Terwijl wij uitstapten, zag ik dat de heer des huizes inmiddels naar buiten was gekomen en zich met zijn dikke buik tegen de motorkap van een Nissan Pathfinder positioneerde. Ik liep daarom even terug naar het begin van het pad en knoopte een praatje met hem aan. We stonden ten slotte wel op zijn erf.
“Ich bin von hier”, begon de man. “Ik woon hier al zestig jaar. En ik weet van geen enkel paviljoen.”
Ik vroeg of het prettig wonen was in deze omgeving. Het was alsof ik daarmee een open liggende zenuw had geraakt.’
“Ze zouden die mensen moeten ophangen die verantwoordelijk zijn voor het bevuilde grondwater. Ik mag dat natuurlijk niet zomaar zeggen, maar het zijn monsters.”
De man was kwaad op de voormalige mijnbouwbedrijven die met hun chemicaliën het grondwater hadden bevuilt, hij had een waterzuiveringsinstallatie in zijn huis. Om van onderwerp te veranderen begon ik over de tientallen bijenkorven die op zijn erf stonden.
“Ik houd al bijen sinds 1943”, zegt hij. “Raad maar eens hoe oud ik ben.”
“Tachtig”, gok ik
“Eenentachtig”, antwoordt hij.Het wordt tijd om afscheid te nemen.
“Doet het lichaam nog leuk mee?”, vraag ik uit beleefdheid.
“Ja, nu doet het lichaam al weer een tijdje goed mee, maar het is vrij lang best wel slecht gegaan.”
“Gelukkig maar dat het beter gaat, zo met de lente op komst.”, zeg ik ter afsluiting.

Als ik terugloop naar de auto zie ik hoe PM Obègga als een bezetene sigaretten staat te roken, dat zijn ontwenningsverschijnselen na het harde rijden. Ook heeft hij er direct weer spijt van en dreigt iedere keer zijn pakje sigaretten weg te gooien.

We besluiten met Goedele in de hand toch nog even in de bosjes te kijken. Ineens blijken de witte broekjes veel minder praktisch voor het echte veldwerk dan gedacht. PM Obègga blijft aan een doornstruik hangen en ik schuur tegen een boomstam aan, zodat er een lelijke groene vlek op mijn dijbeen komt. Aan de andere kant van het bosje komen we op een pad terecht dat langs een opvallend steile heuvel loopt. De heuvel is begroeid met boompjes en lijkt op een geluidswal. We vinden geen paviljoen op de plek waar Goedele ons naartoe stuurt, wel een oude caravan. Vreemd genoeg blijft de afstand van vijftig meter gehandhaafd, die wordt niet kleiner wel groter als we ons bewegen.
De conclusie is snel getrokken; ons doel ligt ergens boven. Als ik met een sprintje tegen de geludiswal oploop, glijd ik direct weer terug naar beneden. De heuvel blijkt te bestaan uit kolen gruis.

donderdag 2 april 2009

modern talking--you're my heart you're my soul

OB00.Een minimum aan comfort

Met de trein reizen is leuk. Zolang er een soort basis comfort wordt gewaarborgd, kan je zelfs aardig werken in de trein. Vandaag kon de NS niet zorgen voor dit basis comfort, vorige week ook al niet, maar dit terzijde. Opgepropt op een balkon staan kan romantisch zijn of grappig. Iemand zei: 'we kunnen in ieder geval niet meer omvallen'. Er werd gelachen om die opmerking. Ik was vooral bang om beroofd te worden.Vooral mijn laptop wilde ik niet kwijt. Ik besloot ter plaatse PM Obegga op te bellen.
Ik vertelde hem dat we een roadtrip gingen maken. Voor roadtrips is PM Obegga altijd wel te porren, zeker als die richting Duitsalnd gaan. Want dan kan hij lekker hard. PM Obegga heeft het soort auto waarbij het moeilijk is om zacht te rijden.’Het voelt als een strakgespannen elastiekje die je voorturend los wil laten’, zegt PM Obegga wel eens. Het levert een bepaald soort rijgedrag op waar ze in Nederland niet van houden, maar waar ze in Duitsland wel raad mee weten. Dat was dus geregeld. Morgen gaan we weg. Niks geen gehannes met de NS, maar gewoon van je voordeur naar je einddoel met behulp van een sateliet. Even later belde PM Obegga weer op. Hij had al een soundtrack voor onze roadtrip gevonden en liet het me horen door de telefoon. Het is Modern Talking geworden. Zelden zulke melancholisch stemmende muziek gehoord als van Duitsers die in het Engels zingen.

Hij lacht zo mooi als ik hem schop

(woensdag 18 maart)
Op de tweede bijeenkomst van 'vrienden maken kun je leren' van het Rode kruis, kwam ik een half uur te laat. Helaas was er geen plekje meer vrij naast Christine, een Duitse die de vorige keer had verteld dat ze best wel jaloers was op een vriendin van haar vriend met wie hij altijd bridged. Zelf kan ze niet bridgen en ze houdt er ook niet van. In de les passeren ondermeer Sponge Bob, de ras optimist en de problematiek van het lenen van een hamer de revue. Toch is het weer Christine die de beste opmerking van de avond maakt. Ze vertelde over haar zoontje die net z’n eerste beste vriendje heeft. Toen ze hem vroeg waarom dat z’n beste vriendje was, zei haar zoontje: ‘ Hij lacht zo mooi als ik hem schop.’